Dámoclès, een hoveling en vleijer van Dionysius de Oudere, tyran van Syracuse, verhief het geluk van zijn meester hemelhoog, zoodat dezen den lust bekroop, om hem dat geluk eens te laten genieten. In de eetzaal aan een welvoorziene disch plaatste hij op een vorstelijken zetel dien ijverigen lofredenaar, doch toen deze opzag, bemerkte hij, dat een scherp geslepen zwaard juist boven zijn nek aan een paardenhaar was opgehangen. Gaarne deed Dámoclès nu afstand van het hooggeroemde geluk van koning te wezen, terwijl Dionysius hem toevoegde „Waant gij dengene gelukkig, die in zulk een toestand verkeert?” — Deze gebeurtenis wordt door Cicero op eene aantrekkelijke wijze medegedeeld, en het „Zwaard van Dámoclès" is een spreekwoord geworden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk