Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Determinismus

betekenis & definitie

Determinismus noemt men het gevoelen, dat ’s menschen wil en dus ook zijne daad door onveranderiijke oorzaken is bepaald, zoodat onze handelingen, onder den invloed dier oorzaken, niet anders wezen kunnen dan zij werkelijk zijn, terwijl de tegenovergestelde meening, het indeterminismus huldigend, ons willen en handelen in zoover als vrij beschouwt, dat wij ons geheel of gedeeltelijk aan den bepalenden invloed der omstandigheden kunnen onttrekken.

Het determinismus in zijn ruwsten vorm is niets anders dan een fatalismus, dat den wil afhankelijk maakt van een blind noodlot, of een volslagen materialismus, hetwelk ’s menschen geestelijk leven als een gewrocht van zijn stoffelijk ligchaam en hem zelven als een werktuig aanmerkt. — Daarvan verschilt de theologische voorbeschikkingsleer (praedestinatie), welke de daden der menschen aan den vóór den aanvang der eeuwen door God vastgestelden raad onderwerpt, hoewel hierdoor deze daden alle zedelijke waarde verliezen.

— Volgens een ander determinismus is het willen niets anders dan de uitdrukking en het gevolg der wetten van ’s menschen geestelijk leven, zoodat de oorzaak, welke den wil bepaalt, in ’s menschen geest gelegen is. Dit determinismus kan men zeer goed in overeenstemming brengen met de stelling, dat de wil, schoon van bepaalde beweegredenen afhankelijk, aan die beweegredenen niet zoo onlosmakelijk verbonden is, dat hij niet aan andere beweegredenen zoude kunnen gehoorzamen. In dien zin is het determinismus door Leibnitz en Herbart verdedigd.

Daarentegen heeft Kant het indeterminismus gehandhaafd in den zin eener betrekkelijke vrijheid, zoodat elke daad, als uiting van den wil, bepaald is door beweegredenen, aan de ervaring ontleend, wier aantal ieder oogenblik uit dezelfde bron kan vermeerderd worden en dan ook als nieuwre beweegkrachten werken zonder juist onderworpen te wezen aan een wil-bepalend gezag van oorzaak en gevolg. Het valt trouwens niet te ontkennen, dat het determinismus, voorzoover het aan den mensch den vrijen wil ontneemt, hem tevens ontheft van de verantwoordelijkheid voor zijne goede en slechte daden en hem van een zedelijk wezen tot een slaaf van invloed, omstandigheid en ervaring vernedert; terwijl tevens de magt van goede beginselen, van eene volkomene overtuiging, van de wetten van zedelijkheid en deugd wordt miskend.

< >