Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Czurczor

betekenis & definitie

Czurczor (Gregor), een Hongaarsch schrijver, dichter en taalkenner, werd geboren den 17den December 1800 te Andod in het comitaat Neutra, studeerde te Neutra, Gran, Presburg en Raab, voegde zich in 1824 bij de orde der Benedictijnen, en deze benoemde hem achtereenvolgens tot hoogleeraar te Raab en te Komorn (1825—1835).

De heldendichten „Die Augsburger Schlacht”, — „Die Arader Versammlung (1828)”, — „Botond (1831)” maakten zijn naam gunstig bekend, en hij werd in 1835 benoemd tot secretaris en archivaris der Hongaarsche Académie, zoodat hij zich te Pesth vestigde, waar in 1836 zijne „Poetische Werke” door Toldy verzameld en uitgegeven werden.

De erotische inhoud dier gedichten, in verband met zijne vrije levenswijs buiten het klooster, was oorzaak, dat hem de vrijheid om te schrijven ontnomen werd en hij zich genoodzaakt zag, zijn ambt neder te leggen en in een klooster te gaan.

Meermalen werd hij voorts bij het onderwijs geplaatst, doch ook telkens weêr afgezet, totdat hem in 1842 na een onderzoek zijner zaken de vrijheid om te schrijven en te onderwijzen weder werd toegekend.

Behalve genoemde gedichten schreef hij: „Johann Hunyady (1833)”, — eene meesterlijke vertaling der „Levensbeschrijvingen” van Cornelius Nepos en het „Leven van Washington (1845)”. In 1844 werd hij van wege de Académie belast met de vervaardiging van een uitgebreid woordenboek. Wegens zijn gedicht „Riadó (Wekstem)”, in December 1848 in het licht verschenen, werd hij door Windischgrätz tot eene 6-jarige vestingstraf in boeijen veroordeeld, doch door tusschenkomst van Téléky, voorzitter der Académie, werden hem weldra de ketens afgenomen, zoodat hij zijn letterkundigen arbeid kon voortzetten.

Bij de verovering van Ofen door de Hongaren herkreeg hij zijne vrijheid, doch later stelde hij zich ter beschikking van de Oostenrijksche policie, die hem eerst te Pesth in hechtenis hield en vervolgens naar Kufstein bragt, waar hij zich met de bewerking van het Woordenboek en met eene vertaling van Tácitus in het Hongaarsch bezig hield.

Door de amneste van 1850 uit de gevangenschap verlost, zette hij met ijver zijne werkzaamheden voort, zoodat bij zijn overlijden op den 9den September 1866 vijf lijvige deelen van gemeld Woordenboek in het licht waren verschenen.

< >