Csoma (Sandor), een verdienstelijk Hongaarsch reiziger en taalkundige, werd geboren in 1790 te Körös in Siebenbürgen, genoot eene zorgvuldige opvoeding en studeerde van 1812 tot 1815 te Nagy-Enyed in de letteren en in de godgeleerdheid, waarna hij tot 1818 onderscheidene Duitsche universiteiten bezocht. De voorlezingen van Blumenbach te Göttingen bragten hem op het denkbeeld, om de oorspronkelijke woonplaats der Hongaren in het binnenland van Azië op te sporen, zoodat hij met ijver zijne kennis van de land- en volkenkunde, van de talen en van de geschiedenis zocht te vermeerderen. Nadat hij zich te Temesvar en te Agram op de Slawische talen had toegelegd, begaf hij zich in 1819 naar Boekarest, om zich gemeenzaam te maken met het Turksch, waarna hij door Boelgarije en Roemelië naar Enos toog en zich van hier inscheepte naar Egypte. De pest verdreef hem uit Alexandria, en hij reisde nu in een Oostersch gewaad van Beiroet over Aleppo en Mossoel naar Bagdad, waarna hij, ondersteund door den Engelschen consul, zijn togt over Kermansja en Hamadan naar Teheran voortzette.
Hier kwam hij in October 1820 en vertoefde er 4 maanden, om zich de Perzische taal eigen te maken. Den 1sten Maart 1821 verliet hij, als een Arméniër gekleed, die stad, reisde naar Mesjhed en bereikte na het doorworstelen van vele moeijelijkheden den 18den November Bokhara, vanwaar hij met eene karavaan zijn togt voortzette over Balkh, Kaboel en Bamian naar Lahore en Pendsjaub. Daarna bezocht hij Ladak en Kasjmir, waar hij zich bekend maakte met de taal van Tibet. De kennis van deze en van hare rijke letterkunde vermeerderde hij voorts met voorbeeldeloos geduld gedurende vele jaren bij den Lama van Zanskar en onder de leiding van geleerde lama’s in een klooster te Kanoem aan den bovenloop der Sedledsj. Eindelijk reisde hij in 1831 naar Calcutta, waar het Aziatisch Genootschap zijne nasporingen op hoogen prijs stelde. Hij werd er bibliothecaris van het Genootschap en bewerkte er „A grammar of the Tibetan language” en een „Essay towards a dictionary Tibetan and English”, die beide in 1834 op kosten van het Britsch gouvernement in het licht verschenen. Daarenboven leverde hij in de „Asiatic Researches” een volledig overzigt van de Heilige Boeken der Tibetanen. Later begaf hij zich op reis, om zijne nasporingen te L’Hassa, de hoofdstad van Tibet, voort te zetten, maar overleed op weg derwaarts te Dardsjiling in Sikkim op den 11den April 1842.