Collin. Onder dezen naam vermijden wÿ :
Heinrich Joseph von Collin, een Duitsch tooneeldichter. Hij werd geboren.te Weenen den 26sten December 1772, zag zich bij het departement van Financiën geplaatst en was in 1809 hofraad. In den oorlog van laatstgenoemd jaar diende hij als officier van de landweer, doch overleed reeds den 28sten Julij 1811. Hij schreef de treurspelen: „Regulus (1802)”, — „Coriolanus”, — „Polyxena”, — „Balboa”, — „Bianca délia Porta”, — en „Die Horatier und Curiatier”, — en van zijne gedichten is „Kaiser Max auf den Martinswand”, algemeen bekend. Eene verzameling zijner werken is in 1812 — 1814 in 6 deelen verschenen.
Matthaeus von Collin, desgelijks een Duitsch dichter. Hij was een broeder van den voorgaande en aanschouwde het levenslicht op den 3den Maart 1779 te Weenen, studeerde in de regten en werd in 1808 hoogleeraar in de aesthetica en in de geschiedenis der wijsbegeerte aan de universiteit te Krakau en later te Weenen. In 1813 werd hij belast met de redactie van de „Wiener Zeitung”, voorts met de opvoeding van den hertog van Reichstâdt, en in 1818 met de redactie van de „Wiener Jahrbücker der Literatur”. Hij overleed den 23sten November 1824. Zijne tooneelspelen „Der Tod Friedrichs des Streitbaren”, — „Marius”, — „Bela’s Krieg mit dem Vater”, — „Die feindlichen Söhne” enz. zijn verschenen onder den titel „Dramatische Dichtungen (1815—1817, 4 dln)”, en er zijn ook „Nachgelassene Gedichte (1826)” van hem uitgegeven.
