Coimbra, de antieke hoofdstad der Portugésche provincie Beira, is aan en op eenige steile heuvels en op den oever der bevaarbare Mondego, als in een lusthof van wijn-, olijven- en citroengaarden, zeer bevallig gelegen. Eene gemetselde brug leidt er naar den linkeroever der rivier en aldaar verheffen zich boschrijke hoogten met fraaije buitenverblijven (quintas) en kloosters. Zij telt 10000 inwoners en is de zetel van een bisschop. Men heeft er voorts een groot aantal kerken, onderscheidene inrigtingen van onderwijs, en bovenal eene universiteit (colegio) in een groot gebouw met Moorsche zalen en binnenpleinen.
Die hoogeschool, de eenige in Portugal, werd in 1291 te Lissabon gesticht, maar in 1307 naar Coimbra verplaatst, en telt 30 gewone hoogleeraren met 1200 studenten. Daaraan zijn, behalve inrigtingen van voorbereidend onderwijs, eene sterrewacht, een muséum voor natuurlijke historie, een scheikundig laboratorium, een botanische tuin, en eene uitgebreide bibliotheek verbonden. Nabij de stad ligt het groote en prachtige klooster van Santa Clara, en de Quinta das Lagrimas, waar Inez de Castro in 1530 werd omgebragt, — voorts overblijfselen van het Conimbra der Ouden. Geruimen tijd was zij de verblijfplaats der Koningen van Portugal, en sommigen prinsen voerden den titel van hertog van Coimbra. In 1755 werd zij, tegelijk met Lissabon, door eene aardbeving geteisterd, — den 17den September 1810 werd er eene afdeeling van het Fransche leger onder Masséna door de Engelschen gevangen genomen, — in 1834 vestigde dom Miguël er zijn zetel, en in 1846 barstte er een Miguëllistisch oproer uit, waarna de hertog van Saldanha er den 4den Januarij 1847 binnentrok. — Het district Coimbra telt op 62,143 geogr. mijl bijna 274000 inwoners (1861).