Een Russisch generaal, geboren te Moskou in 1810, ontving zijne opvoeding aan de Keizerlijke Militaire school te Orel, en kwam in dienst bij de artillerie. In 1826, tot kolonel en commandant eener brigade rijdende artillerie bevorderd, onderscheidde hij zich in den Hongaarschen oorlog en werd generaal-majoor.
In 1854 voerde hij bevel over de belangrijke expeditie naar het Syr-Darja-gebied, ten oosten van het Aral-meer; toen stichtte hij het fort Kasaly, benevens onderscheidene koloniën en bestormde in Khokand de vesting Ak-Metsjit, die later onder den naam van „Fort Perowsky” een der hoofdpunten is geworden van de Russische magt in Azië. Als luitenant-generaal leverde hij den Turken den 4den Maart 1854 den belangrijken slag bij Kalarasj en commandeerde bij de blokkade van Silistria de voorhoede van het Russische leger. Vervolgens begaf hij zich naar de Krim, waar hij met 30000 man een aanval deed op Eupatoria, dat door de Franschen en Engelschen bezet was, maar niet zonder verlies teruggeslagen werd. Daarna leidde hij als opperbevelhebber den beroemden uitval der Russen uit Sebastopol op den 23sten Maart, bestuurde de verdediging van Karabelnaja, streed dapper maar niet voorspoedig op den 8sten September, en moest, bij den Malakoff zwaar gewond, weldra het leger verlaten. In 1856 werd hij opperbevelhebber van het leger bij Kars, hetwelk er tot aan het sluiten van den vrede de Turksche grenzen bewaakte. Na het uitbarsten van den opstand in Warschau begaf hij zich in Februarij 1861 als bevelhebber van het 2de armée-corps naar Polen, waar hij dien met geweld hielp beteugelen. Hij hield zich vervolgens bezig met het ontwerpen van plannen tot uitbreiding van Ruslands invloed en handel in Midden-Azië, en overleed te Petersburg den 2den Junij 1870.