Chasidaeërs of Chasidim Chasidaeërs is de naam van zoodanige Israëlieten, die na den terugkeer uit de Babylonische ballingschap de voorschriften opvolgden der Groote Synagoge, zoodat zjj meer op zich namen dan de Mozaïsche wet van hen vorderde, en zich hierdoor onderscheidden van de Tzadikim (Regtvaardigen), die zich stiptelijk aan de wet hielden. Uit de Chasidaeërs ontstonden voorts de secten, die bjj het gezag der Wet dat der overlevering voegden, zooals de Pharisaeërs, die zich later verdeelden in Talmudisten, Rabbinisten en Kabbalisten, terwijl uit de Tzadikim vervolgens de Sadducaeërs, Essaeërs enz. voortsproten. De hedendaagsche Chasidaeërs zijn echter volgelingen van eene leer, in het midden der voorgaande eeuw door zekeren Israël, bijgenaamd Baal-Sjem, in Podolië verkondigd. Bij zijn dood (1760) was hun aantal reeds tot 40000 geklommen.
Daar zijn bijnaam tot Besjt werd verkort, noemden zijne aanhangers zich ook Besjtianen, die twee boeken van den stichter, „Sepher Chamidot” en „Sebaot Ribsj”, tot grondslag nemen voor hunne gevoelens. Hunne meest-bekende leeraars waren R. Beer uit Medrzycz, R. Mendel uit Przemysl en R. Maltsch uit Lazantsch. Na den dood van Besjt verspreidden zich zijne volgelingen over geheel Polen, waar zij een aantal onafhankelijke gemeenten hebben doen verrijzen. Ook in de Donau-vorstendommen en in sommige streken van Galicië en in Hongarije zoekt men die niet te vergeefs.