Chalcedoon is de naam van zulke verscheidenheden van kwarts, welke zich door eene geringe doorschijnendheid en tevens door eene schoone zachte kleur onderscheiden. Dit gesteente bestaat uit een mengsel van amorphe en kristallijnen kiezelaarde in onbepaalde verbinding. Het is zeer poreus en bevat lagen, die geheel mat zijn, weshalve het zeer geschikt is voor cameeën en intagliën.
In meer beperkten zin noemt men chalcedoon eene delfstof, die hoofdzakelijk bij Broessa aan den voet van den Olympus gevonden wordt en het eerst door de inwoners van Chalcédon in den handel is gebragt. Het vertoont zich in allerlei vormen, heeft een soortelijk gewigt van 2,58 — 2,66, eene splinterige breuk, een geringen glans, en is in den regel half doorzigtig of doorschijnend, somtijds ondoorschijnend en lichtblaauw, melkwit (melk-chalcedoon), honiggeel (ceragaat), of donkerbruin van kleur. Is dit gesteente grijs en wit, zoo heet het chalcedonyx; voorts heeft men regenboog-chalcedoon, stippel-chalcedoon, wolk-chalcedoon, mokka-steen enz. Men vindt den chalcedoon vooral in agaat- en ertsgangen, in de blaasvormige ruimten van den mandelsteen, in serpentijnkloven enz. vooral in Duitschland, Bohemen, Hongarije, op IJsland, in Siberië, Arabië enz. Voorheen was de prijs dezer delfstof afhankelijk van de kleur, — thans echter verstaat men onder anderen in Oberstein de kunst, om haar met de meest gezochte kleuren te doen prijken.