Cesarotti (Melchiore), een der meest-beroemde nieuwere Italiaansche dichters en prozaschrijvers, werd geboren te Padua den 15den Mei 1730 uit een aanzienlijk maar onbemiddeld geslacht en verkreeg reeds op jeugdigen leeftijd de betrekking van leeraar aan het seminarium te Padua en later in het patricisch huis Grimani te Venetië, waar hij zijne treurspelen, benevens 2 verhandelingen „Sopra l’origine e i progressi dell’ arte poética” en „Sopra il diletto della tragedia” in het licht gaf.
Hier werd hij bekend met den „Ossian" van Macpherson, ging terstond zich toeleggen op het Engelsch en deed genoemd gedicht binnen den tijd van 6 maanden in Italiaansche verzen in druk verschijnen (1763).
In 1768 werd hij hoogleeraar in de Grieksche en Hebreeuwsche taal te Padua en in 1789 secretaris van de toen aldaar opgerigte Académie van Kunsten en Wetenschappen. In die betrekking schreef hij: „Saggia sulla filosofia delle lingue, applicata alla lingua italiana”. Daarna benoemde Bonaparte hem tot lid der regéring, en hij gaf zijne „Saggio sugli studi” — „Instrucione d’ un cittadini a’ suoi fratelli meno istruiti” — en „Patriotismo illuminato” in het licht, terwijl hij later de komst der Oostenrijkers en Russen met eene ode begroette.
Toch benoemde keizer Napoleon hem vervolgens tot ridder van de IJzeren Kroon en verleende hem een aanzienlijk pensioen, waarvoor Cesarotti in zijne „Pronea” dank betuigde. Hij overleed op zijn landgoed Solvaggiano den 3den November 1808, nadat hij in 1800 een begin gemaakt had met eene uitgave van zijne herziene gezamenlijke werken, die in 1813 in 40 deelen compleet zijn geworden; de uitgave is namelijk na zijn overlijden voortgezet door den hoogleraar Barbiéri, één zijner leerlingen. Cesarotti schittert als eene heldere ster aan den hemel der Italiaansche letterkunde. Hij onderscheidt zich zoowel door groote geleerdheid als door meesterschap over den vorm. De taal zijner verzen is krachtig en stout, levendig en welluidend. Behalve de vertaling van „Ossian”, heeft hij eene geleverd van de „Ilias” en van de „Levensbeschrijvingen” van plutarchus.