Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cavanilles

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Antonio José Cavanilles, een beroemd Spaansch kruidkundige. Hij werd geboren den 16den Januarij 1745 te Valencia, was aanvankelijk een leerling der Jezuïeten, legde zich vervolgens te Murcia toe op de wijsbegeerte en begaf zich in 1777 als gouverneur van de kinderen van den hertog del Infantado naar Parijs. Hier wijdde hij zich hoofdzakelijk aan de kruidkunde, bleef er 10 jaar en gaf er zijne ,,Monadelphiae classis dissertationes (1785, 2 dln)" in het licht, die hem grooten roem bezorgden. Na zijn terugkeer in zijn vaderland schreef hij het groote werk „Icones et descriptiones plantarum, quae aut sponte in Hispania crescunt aut in hortis hospitantur (1791—1799, 6 dln met 601 koperen platen)”. Hij kreeg van de regering in last, om Spanje, met het oog op de natuurlijke historie, te doorreizen, en bezocht in de eerste plaats Valencia, waarover hij uitgaf „Observationes sobre la historia natural, geografia, agricultura del regno de Valencia (1795—1797, 2 dln met platen)”, waartoe hij zelf de teekeningen leverde. In 1800 stichtte hij met Proust te Madrid de „Anales de las ciencias naturales”, en in 1801 werd hij directeur van den Botanischen tuin aldaar. Hij was bezig met de uitgave van een „Hortus regius Madridensis”, toen de dood hem in Mei 1804 overrompelde. Hij heeft ook voorlezingen uitgegeven (1802), die door professor Viviani in het Italiaansch zijn overgebragt.

Antonio Cavanilles y Centi, een uitstekend Spaansch geschiedschrijver van den jongsten tijd. Hij werd geboren in 1805 te Coruna in Galicië, studeerde te Alcala in de regten en legde zich tevens toe op geschiedenis en letterkunde. In 1825 vestigde hij zich als advocaat te Madrid, waar hij weldra de algemeene achting verwierf. In 1831 werd hij syndicus van den stedelijken raad en het volgende jaar met de tooneelcensuur belast, en in 1841 werd hij tot gewoon lid der Koninklijke Académie voor geschiedenis en kort daarna tot lid der Academie van zede- en staatkundige wetenschappen benoemd. Behalve „El libro de mes hjjos (eene verzameling van wetenschappelijke opstellen)” en eenige redevoeringen enz., schreef hij over het „Fuero de Madrid”, en „Dialogos politicos y litérarios”, eene fijne satire, die in korten tijd 6 uitgaven beleefde. Zijn belangrijkst boek is echter „Historia de Espana (1860— 1864, 5 dln)”, dat hij evenwel niet voltooide, daar hjj in den aanvang van 1864 overleed.

< >