Onder dezen naam vermelden wij.
Adriaan van Cattenburgh, geboren te Rotterdam, den 2den November 1664. Hij ontving zijne eerste opleiding aan de scholen van zijne geboortestad en vertrok vervolgens naar Amsterdam, om zich onder den Remonstrantschen hoogleeraar Filip van Limborch in de godgeleerdheid te oefenen. In 1686 werd hij proponent, daarna predikant te Rotterdam, en in 1712 hoogleeraar aan het Seminarium der Remonstranten te Amsterdam. In 1737 nam hij zijn ontslag en overleed te Utrecht den 6den Maart 1743. Hij was een geleerd man, die onderscheidene geschriften heeft uitgegeven, zooals: „Christelijke heilwensch aan de Remonstrantsche gemeente te Rotterdam (1712)”, — „Specilegium Theologiae Christianae Philippi a Limborgh (1726)”, — „Verhandeling over den eed (1729)”, — een vervolg op de „Historie van het leven des Hoeren H. de Groot, door Gaspar Brandt (1727)”, — „Bibliotheca scriptorum Remonstrapitium etc. (1728)”, — „Syntagmasapientiae Mosaicae etc. (1737)”, en eene berijming der 2 boeken van Samuël.
Lodewijk Constantijn Rabo Copes van Cattenburgh, geboren te ’s Hertogenbosch den 3den September 1771. Hij studeerde en promoveerde in de regten en werd in 1794 inspecteur der indirecte belastingen in het arrondissement Rotterdam. Ook na de omwenteling van 1795 behield hij die betrekking, ontwierp in 1801 de wet op de grondbelasting en maakte voorts met Voet en de Bordes onder toezigt van den minister Gogel de wetten gereed voor een nieuw stelsel van belastingen voor al de departementen der Bataafsche Republiek — een stelsel, dat den 1sten Januarij 1806 in werking kwam. — Cattenburgh werd naar Gelderland gezonden, om het aldaar in te voeren. Vervolgens werd hij tot inspecteur-generaal der indirecte belastingen over het geheele koningrijk benoemd en werkte bij voortduring onder de ministers Gogel en Appelins aan de volmaking van het nieuwe stelsel, hetwelk in stand werd gehouden tot aan de inlijving van het koningrijk Holland in het Fransche keizerrijk. Toen werd het door dat der vereenigde regten (droits réunis) vervangen, doch Catlenburgh beproefde niet te vergeefs bij den hertog van Gaëta, minister van Financiën, om de toepassing daarvan te verzachten. Hij werd vervolgens benoemd tot directeur der directe belastingen in het departement der Zuiderzee.
In November 1813 werd Cattenburgh door Elias Canneman, die aan het hoofd der Financiën was geplaatst, naar 's Hage geroepen, om het stelsel der indirecte belastingen weder in orde te brengen, en toen het den 1sten Januarij 1814 was ingevoerd, trad hij weder op als inspecteur. Daarna werd hij raad van Financiën en begaf zich in 1815 naar Brussel, waar hij onder den directeur-generaal der indirecte belastingen Appelius ontwerpen van wet ten behoeve van het belastingstelsel in gereedheid bragt. Vervolgens werd hij staatsraad in buitengewone dienst, in 1821 één der administrateurs bij de algemeene directie der ontvangsten en toen met het beheer der directe belastingen bekleed. In 1824 verzocht hij zijn ontslag en werd benoemd tot burgemeester van ’s Hage. In die betrekking heeft hij door bevordering van al wat nuttig was en schoon de algemeene achting der ingezetenen verworven. Den 13den December 1842 werd hij op het raadhuis door eene beroerte overvallen, en hij overleed 5 dagen daarna. Hij was ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van het Provinciaal bestuur van Zuid-Holland en lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden.