Carum L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Schermbloemigen (Umbelliferae) en wél uit de afdeeling der regtzadigen (Orthosperniae) en onderscheidt zich door een onduidelijken kelkzoom, in het midden binnenwaarts gebogene bloembladen, langwerpige vruchtjes met 5 ribben en vin deelige bladeren.
Tot de soorten behoort de hartvei (Carum Carvi L.) met opgerigten stengel, dubbel vindeelige bladeren met vinsple- tige slippen, en schermen gewoonlijk zonder omwindsels of omwindseltjes. Deze plant groeit in de noordelijke streken van Europa en ook in ons Vaderland, en men verbouwt haar om de vrucht in Noord-Duitschland, Zweden en Engeland. Het karwei-zaad heeft namelijk een zeer specerij-achtigen geur en een verwarmenden, bitteren smaak, en men gebruikt het om spijzen te kruiden of aan sterken drank een eigenaardigen geur te geven.
Het wordt ook wel tot verbetering der spijsvertering aangewend, terwijl de zijdeververs het aan de zwarte verf toevoegen. Het levert ook eene ligte aethérische olie (oleum carvi), die oen prikkelenden smaak bezit en met rookend salpeterzuur eene kleverige, zwarte hars vormt. De karwei-plant heeft eene groote vijandin in eene mot (Haemylis daucella), wier rups hare stengels en bloemkroonen verwoest. Eene andere soort, die in het zuiden en westen van Europa en ook in ons Vaderland groeijende, is Carum Bulhocastamm Koch, wier vleezige knollen uit de bouwlanden opgedolven en onder den naam van aardkastanjes gegeten worden.