Carré is de geslachtsnaam van onderscheiden Nederlandsche schilders. Van hen noemen wij:
Frans Carré, geboren in Friesland in 1630. Hij was bestemd voor den geestelijken stand, maar gevoelde meer neiging tot de schilderkunst. Hij oefende zich met zooveel ijver, dat hij weldra hofschilder werd van prins Willem Frederik, stadhouder van Friesland. Hij schilderde vooral boerengezelschappen in den trant van Teniers, bleef na het overlijden des Stadhouders nog eenigen tijd in dienst van prinses Albertina en overleed te Amsterdam in 1669.
Hendrik Carré een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Amsterdam den 2den October 1656 en zou tot predikant worden opgeleid. Ook hij greep naar het penseel en werd na den dood zijns vaders in de leer gedaan bij den schilder Jurriaan Jacobs, terwijl hij daarna onderrigt genoot van Jacob Jordaans. Toen hij genoegzame bekwaamheid verkregen had, bezorgde prinses Albertina hem de betrekking van vaandrig, zoodat hij het penseel met den degen verwisselde. Hij bevond zich in Groningen tijdens het beleg van 1672, doch vatte weldra het penseel weder op en vestigde zich te Amsterdam, waar zijne stukken grooten aftrek vonden. Hij overleed den 7den Julij 1721.
Michiel Carré een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Amsterdam omstreeks het jaar 1628 en was eerst een leerling van zijn broeder on daarna van Nicolaas van Berghem. Hij schilderde vooral landschappen en rundvee, begaf zich naar Engeland, werd vervolgens in plaats van Abraham Begijn hofschilder van Frederik I, koning van Pruissen, doch begaf zich na den dood van dezen weder naar Amsterdam. Hij muntte vooral uit in het schilderen van behangsels, en overleed te Alkmaar in 1728. — Ook vier gebroeders Carré, neven van den voorgaande en bloeijende in de eerste helft der 18de eeuw, zijn als schilders bekend.
