Cammingha is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch geslacht.
Daartoe behoorden:
Hayo Cammingha. Deze diende keizer Hendrik in Bohemen en in Hongarije, en keerde in 1145 met hoogst loffelijke getuigschriften naar zijn Vaderland terug.
Sicke Cammingha. Deze oefende zich eenigen tijd in Italië in de letterkunde, deed in 1099 een togt naar Palaestina, waar hij in hoog aanzien stond bij koning Boudewijn, en keerde in 1106 in Friesland terug. In 1119 begaf hij zich nogmaals naar het Heilige land, maar werd er met den Koning gevangen genomen door de Parthen, doch herkreeg door losgeld zijne vrijheid.
Gerrolt van Cammingha, die gewoonlijk als de stamvader van het geslacht der Cammingha's wordt beschouwd. Hij was een dapper man, die hertog Albrecht van Beijeren zeer tot hulp verstrekte, toen deze in het laatst der 14de eeuw zich van Friesland wilde meester maken.
Hij werd toen baljuw van Friesland en bij eene poging, om aldaar hét leenstelsel in te voeren, zag hij zich door den Hertog begiftigd niet de stad Leeuwarden en de dorpen Stiens, Wirdum en Ferwerd, onder voorwaarde, dat hij als leenman van Albrecht steeds 20 ruiters op eigen kosten in gereedheid moest houden.
Zijne tegenpartij, verontwaardigd over zijn verraderlijk gedrag, trok echter op tegen zijne stins Cammingha-burg ten oosten van Leeuwarden en gaf haar aan plundering en verwoesting ter prooi. Na het herkrijgen der onafhankelijkheid door de Friezen verviel dat leen, en Cammingha nam de vlugt naar hertog Albrecht, die hem een jaargeld verleende van 200 gulden. Later keerde hij naar Friesland terug, waar hij groot gezag verkreeg en in hoogen ouderdom overleed.
Hidde van Cammingha. Deze was in de 15de eeuw parochiaan te Dockum en daarna te Anjum, en in 1483 en 1484 pastoor der kerk van Nyehove te Leeuwarden. Hij heeft, vermoedelijk omstreeks laatstgenoemden tijd laten drukken „It Rjuechtbueck fen alre frye freezena. Freeska Landrjuecht ien aade tieden beschrjaewn enz.”, — een merkwaardig boek, dat later met eene Nederlandsche vertaling is uitgegeven door Wiersma en Brantsma.
Haye van Cammingha, een geleerd man, die in 1503 geboren werd, onderscheidene hoogescholen in Duitschland, Frankrijk en Italië bezocht, met Viglius van Aytta, Joachim Hopperus, Aggaeus Albada, Desiderius Erasmus enz. briefwisseling hield, en in 1558 door Feye Houwerda van Meckema te Leeuwarden vermoord werd.
Pieter van Cammingha, eigenlijk Pieter van Yelmera, zoodat hij niet tot het geslacht Cammingha behoorde, maar dien aannam, omdat de eerste man zijner vrouw dien droeg. Hij was heer van Ameland en deed zijn best, om in 1492 de Leeuwarders af te houden van een verbond met Groningen.
Twee jaar later werd hij wegens Oostergo benoemd tot de 24 regtors, die met den potestaat Juw Hettes Dekema het hoogste geregtshof in Friesland vormden. In 1504 onderwierp hij zich aan hertog Georg van Saksen en werd op diens last grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel. Hij verzette zich tegen de belasting, die laatstgenoemde Vorst in 1514 wilde invoeren, en deed den 1sten Julij 1515 den eed van huldiging aan graaf Karel. Hij overleed in 1521.
Pieter van Cammingha, heer van Ameland. Deze, geboren in 1531, was een onderteekenaar van het Verbond der Edelen en een groot voorstander van Nederlands onafhankelijkheid. Niettemin werd zijn kasteel op Ameland door de Watergeuzen verwoest. In 1572 poogde hij Leeuwarden aan de zijde van den prins van Oranje te brengen, doch werd op last van Robles op het blokhuis te Leeuwarden gevangen gezet. Later vergunde men hem, het Amelandshuis aldaar te betrekken, waar hij vervolgens overleed.
Wytse van Cammingha, die in 1586 van wege Friesland naar ’s Hage gezonden werd, waar hij met Leicester onderhandelde over tegen hem ingebragte bezwaren. In 1587 vertrok hij met eenige andere aanzienlijke mannen naar Engeland, om aan koningin Elizabeth nogmaals — schoon ook nu te vergeefs — het gezag over de Nederlanden aan te bieden.
Hij zocht de magt van Leicester zooveel mogelijk te beperken, werd in 1593 lid van den Raad van State, woonde in 1594 het beleg van Groningen bij en had een groot aandeel in de gebeurtenissen, die in 1600 Friesland in beweging bragten. In 1606 werd hij met andere afgevaardigden naar Emden gezonden, alwaar hij onverwacht overleed.
Sybrand van Cammingha, gedurende onzen strijd tegen Spanje een ijveraar voor de Unie van Utrecht en voor de onafhankelijkheid dezer landen. In 1583 werd hij door den graaf de Merode, luitenant-gouverneur van den prins van Oranje in Friesland, aangesteld tot kolonel over het krijgsvolk in Oostergo, met last om de bevolking ten platten lande te wapenen.
Hij was grietman van Leeuwarderadeel en overleed in 1597.