Calydon was in de dagen der Oudheid eene havenstad in Aetolië tusschen de rivieren Archelous en Evenus in het land der Kureten. Zij was te voren een sieraad van Griekenland, maar in de dagen van Strabo reeds in verval. In hare omstreken werd veel wijn, olie, groente en graan gewonnen, en men hield er zich bezig met de vischvangst, de veeteelt en de jagt.
In hare nabijheid verhief zich een tempel van Apollo en ook eene van Artemis (Diana). Volgens Reichard is zij het hedendaagsche Aitoen.
De Calydonische jagt is naar haar genoemd. Oeneus, koning van Calydon, bragt eens een offer aan alle goden, behalve aan Artemis. Deze, hierover vertoornd, zond het Calydonische wilde zwijn, zoo groot als een stier, derwaarts, om de landen des Konings te verwoesten. Meleager, de zoon van dezen, riep Griekenlands meest-beroemde helden bijeen, zooals Echion, Jason, Mopsus, Eupalamus, Pelagon, Nestor, Theseus, de jonkvrouw Atalante enz., om dat monster te dooden. Atalante bragt hem de eerste wonde toe, Meleager trof het met zijn speer, en de overigen maakten het af. De slagtanden en de huid werden te Tegéa aan de godin ten offer gebragt. Ook verhaalt men, dat Augustus die zegeteekenen naar Rome gebragt en in den tempel van Bacchus opgehangen heeft.
