Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cadet

betekenis & definitie

Cadet noemde men weleer de jongere zonen van adellijke geslachten. Daar de vaste goederen op den oudsten zoon vervielen, zocht men aan de jongere zonen ambten te bezorgen of men leidde hen op tot den geestelijken of militairen stand. Een cadet ontving vaak reeds in zijne wieg het patent van officier. Lodewijk XIV deed aan 900 zulke jonge edellieden, in 6 compagnieën verdeeld, eene militaire opvoeding geven (1682) en plaatste hen vervolgens als 2de luitenants bij het leger.

Na dien tijd beteekende het woord cadet een jong mensch, die zich vormt voor de militaire loopbaan. Weldra kwamen er cadetten-scholen tot stand, bij voorbeeld te Brandenburg, waar de Groote Keurvorst, nadat hij reeds in 1653 eene ridder-académie te Kolberg had gesticht, uit de zonen van Fransche uitgewekenen 4 compagnieën cadetten oprigtte. Onder Frederik I ontstonden cadetten-scholen te Berlijn, Kolberg en Maagdenburg, onder Friedrich Wilhelm I ontstond er in 1717 nog eene te Berlijn, en onder Frederik II te Stolp en te Kulm. In Saksen werd in 1694 door Johann Georg IV eene cadetten-compagnie opgerigt, welke tevens tot lijfwacht diende, en vele Duitsche vorsten volgden dat voorbeeld. In Rusland ontstond een corps cadetten in 1731 ten tijde van keizerin Anna. In Engeland is het voormalig „Junior department” te Sandhurst in 1858 in een „Cadet’s college” veranderd. In ons Vaderland dragen de kweekelingen der Militaire School te Breda desgelijks den naam van cadetten.

< >