Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bokkema

betekenis & definitie

Bokkema (Rienk), een Friesch edelman en een zoon van Bokke Doedinga, werd ge­boren omstreeks het midden der 14de eeuw en maakte zich beroemd door zijne dapper­heid. Eerst streed hij met den Koning van Engeland tegen de Turken en werd tot rid­der geslagen. Na den dood van zijn echtge

noote Bot Sikkinga deed hij in 1387 een togt naar Jerusalem. In 1390 hielp hij hertog Willem van Gelder bij het beteugelen van den hertog van Litthauwen en nam deel aan de belegering van het kasteel Gaerde. Her­tog Albrecht van Beijeren benoemde hem tot baljuw van Wijmbritseradeel, Gaasterland en Doniawerstal. Als ambtenaar vanwege Holland was hij echter aan veler haat bloot­gesteld, zoodat hij het land moest ruimen en zijn huis in de Burgtstraat te Sneek vernield werd. Toen de Hertog in 1401 een bestand met de Friezen gesloten had, keerde hij in zijn vaderland terug en werd in 1402 met blijdschap te Sneek binnengehaald.

Bokkema was niet slechts een dapper, maar ook een vroom man. Met hulp van anderen stichtte hij op zijn eigen grond nabij Tirns een klooster. Daar die plek te voren Aborth heette, veranderde de bisschop dien bij de inwijding door eene letterverzetting in Thabor. In 1410 werd Bokkema er monnik, en schoon hij niet tot priester kon worden ge­wijd, omdat hij in den oorlog te veel bloed had vergoten, droeg hg er gedurende 26 jaren het kleed der orde, en overleed er in het jaar 1436 in hoogen ouderdom.

< >