Bogdanowitsj (Ippoliet Feodorowitsj), een Russisch lierdichter, werd geboren den 23sten December 1743 in het vlek Perewolotsjna in het gouvernement Poeltawa en voor de krijgsdienst opgeleid. Zijne neiging tot de dramatische kunst bragt hem echter tot het besluit, om van Cheraskow, den directeur der Russische schouwburgen, eene aanstelling te vragen bij het tooneel te Moskou. Cheraskow, getroffen door den gunstigen aanleg van dien jongeling, nam hem bij zich in huis en stelde hem tevens in de gelegenheid om académisch onderwjjs te genieten. Vele liederen, die zich door welluidendheid en zoetvloeiendheid onderscheiden, zijn uit dien tijd afkomstig.
Daar de jongeling zich vooral op de talen met ijver had toegelegd, ontving hij reeds in 1761 eene betrekking bij de universiteit en werd 2 jaar daarna vertaler bij den staf van graaf Panin. Nog 2 jaar later zag hij zich geplaatst als translateur bij Buitenlandsche Zaken te Petersburg, waar hij de voornaamste Russische dichters en geleerden ontmoette en gebruik kon maken van de groote Keizerlijke bibliotheek. In 1760 begaf hij zich als gezantschapssecretaris naar Dresden en ontwierp er zijn heerlijk gedicht “Doetsjenka”, hetwelk 10 jaar daarna is uitgegeven. Intusschen was hij in 1768 tot zijne voormalige betrekking te Petersburg teruggekeerd, en werd er in 1780 lid en in 1788 voorzitter der directie van het Rijksarchief, waardoor hij gelegenheid had, om zijne geschied- en oudheidkundige kennis aanmerkelijk uit te breiden. Ongesteldheid noodzaakte hem om in 1795 zijn ontslag te nemen, en na dien tijd wijdde hij zich geheel en al aan de poëzie, waartoe hij aanvankelijk de stad Soemy in het gouvernement Charkow en in 1798 een landgoed bij Koersk tot zijn verblijf koos. Hjj overleed aldaar den 6den Januarij 1803, en te Koersk zelf is in 1834 een gedenkteeken ter zjjner eere verrezen.
Reeds in 1763 stichtte hij te Petersburg een tijdschrift, waaraan hij den titel schonk van “Onschuldig tijdverdrijf', en hij gaf een leerdicht uit in 3 zangen. Na zijn terugkeer uit Dresden vertaalde hij de “Histoire des révolutions de la république romaine” van Vertot. In 1777 verscheen het eerste deel van zijne “Historische schets van Rusland”, en hij werd in 1778 uitgever van den “Petersburger bode”. Hij vervaardigde eenige kleine tooneelspelen, doch het vroeger vermelde gedicht “Doetsjenka” bekleedt onder zijne poëtische voortbrengselen de eerste plaats. Hij heeft in Rusland den verhalenden dichttrant ingevoerd, en deze vond er algemeenen bjjval. Zijne gezamenljjke werken zijn bij herhaling uitgegeven, en vele van zijne gedichten werden in het Duitsch en Engelsch overgezet.
Een neef des dichters, Modest Iwanowitsj Bogdanowitsj genoemd, luitenant-generaal in Russische dienst, heeft belangrijke werken geschreven over den oorlog tegen Frankrijk van 1812 tot 1814.