Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bloed-ontlasting

betekenis & definitie

Of aftapping van bloed geschiedt in den regel door aderlating (zie onder ader), door bloedzuigers (zie dit woord) en door koppen. Voorheen heeft de Fransche geneeskundige school, bepaaldelijk Broussais en zijne volgelingen, groot misbruik gemaakt van het aftappen van bloed.

Het behoud van bloed toch is onmisbaar voorde instandhouding des ligchaams, vooral bij personen, die door ongesteldheid reeds verzwakt zijn. Door het wegnemen van het bloed is in zulke gevallen de genezing wel eens geheel onmogelijk gemaakt.

Eene aderlating kan niettemin noodzakelijk wezen, namelijk dan, wanneer overmaat van bloed eene spanning veroorzaakt en nadeelig werkt op het hart, de longen of de hersenen.

Is wegens de zwakheid van den lijder eene aderlating niet raadzaam, dan komt de kop-laars van Junod te pas, waarvan wij eene afbeelding geven. De laars is gemaakt van blik of koper, maar heeft aan het boven­einde (a) een veerkrachtigen band, zoodat hij luchtdigt sluit om de dij. Dan wordt door middel eener kleine luchtpomp (c) de lucht uit de laars (b) verwijderd. Zulke veroorzaakt eene uitzetting der vaten van het been, en het bloed wordt er opgehoopt, zoodat zijne hoeveelheid in andere deelen des ligchaams vermindert of althans de rigting van den bloed­stroom gewijzigd wordt.

Tot de plaatselijke bloed-aftappingen be­hoort het koppen. Hierdoor wordt de hoe­veelheid bloed niet aanmerkelijk verminderd, maar men neemt het daardoor juist weg in de nabijheid van de plaats der ontsteking. De huid wordt eerst met een kop (hol-gewelfd glas) bedekt, waarin zich verdunde lucht bevindt, weshalve het bloed derwaarts wordt gedreven. Daarna wordt de opgezette huid met een kopmes gekerfd en wederom met den kop bedekt, zoodat het bloed uit de insnijdingen vloeit. Men zet ook wel koppen zonderinsnijdingen—drooge koppen genaamd — waarbij het bloed afgeleid, maar niet uit het ligchaam verwijderd wordt.

Het zetten van bloedzuigers vereischt eenige behendigheid en geduld. Men wascht de plek, waar zij zuigen moeten, zorgvuldig af en bevochtigt die met suikerwater. Daarna legt men het dier in een papieren cylindertje of in een glas en brengt den kop op de bedoelde plek.

Doorgaans wil de bloedzuiger wel vat­ten; weigert hij, dan moet hij in koud water gedompeld of tegen een ander verwisseld worden. Heeft hij gevat, dan laat men hem rustig zuigen, totdat hij verzadigd is en los­laat. Wenscht men de nabloeding te bevorde­ren, zoo houde men de wonde vochtig met warm water of warme pap; wil men haar stuiten, dan gebruike men koud water, eene oplossing van aluin, wat zwam of andere bloedstelpende middelen. Bloedzuigers zijn vooral gepast voor kinderen, bij welke men geene aderlating kan toepassen, en bij plaat­selijke ontstekingen.

< >