Onder dezen naam vermelden wij:
Jerome Adolphe Blanqui, een der uitstekendste Fransehe staathuishoudkundigen. Hij werd geboren te Nizza den 28sten November 1798, bezocht in 1809 het gymnasium zijner geboorteplaats en begaf zich in 1814 naar Parijs tot voltooijing zijner studiën. Reeds in 1818 maakte hij eene brochure openbaar over het concordaat, en deze baarde veel opschudding. Na het verlaten der hoogeschool voorzag hij in zijne behoeften door het geven van onderwijs, aanvaardde eene leeraarsbetrekking bij het “Institut Massin” en legde zich toe op de talen, de genees- en scheikunde. Hij kwam in kennis met Say, deze bragt hem tot de studie der staathuishoudkunde, en hij ontving voorts in 1825, op aanbeveling van dien geleerde, een hoogleeraarsambt aan de Handelsschool te Parijs.
Nu hield hij staathuishoudkundige voorlezingen, werkte in dagbladen en tijdschriften en deed belangrijke reizen door Europa. In 1830 werd hij aan het hoofd der Handelsschool geplaatst, na den dood van Say tot hoogleeraar benoemd aan het Conservatoire des arts et métiers, en hij nam tevens de redactie op zich van de “Dictionnaire de l’industrie manufacturière, commerciale et agricole.” In 1838 werd hij lid van de “Académie des sciences morales et politiques” en hij begaf zich voorts naar Corsica, Algiers en Turkije om er den maatschappelijken toestand gade te slaan. Uit eerbied voor Michel Chevalier wees hij de hoogleeraars-betrekking aan het Collége de Prance van de hand. Hij overleed te Parijs na eene langdurige ongesteldheid op den 28sten Januarij 1854. Hij heeft onderscheidene hoogst belangrijke werken over staathuishoudkunde geschreven, van welke wij opnoemen “Précis élémentaire d’économie politique etc. (1826)”, en “Histoire de l’économie politique en Europe etc. (1837, 1838)”.
Louis Auguste Blanqui, een broeder van den voorgaande, maar als ijverig communist een tegenstander van dezen laatste. Hij werd geboren te Nizza in 1805, nam reeds vroeg deel aan geheime genootschappen, en was weldra doordrongen van communistische beginselen, die hij gedurende de Juljj-omwenteling in een aantal vlugschriften verdedigde. Nadat hij in 1832 wegens staatkundige woelingen voor de jury had teregt gestaan, plaatste hij zich den 12den en 13den Mei 1839 met Barbès en Martin Bernard aan het hoofd van den opstand. Het Hof der Pairs veroordeelde hem den 31sten Januarij 1840 ter dood, maar de straf werd in deportatie veranderd. Hij bleef in hechtenis op den Mont St. Michel totdat de Februarij-omwenteling hem in vrijheid stelde. Te Parijs vormde hij een club van radicale republikeinen, waarmede hij in Mei het stadhuis bezette.
Na het beteugelen van dien opstand werd hp tot 10-jarige gevangenisstraf veroordeeld. Hjj verduurde die in de vesting Belle-isle en vervolgens te Corte op Corsica, totdat de groote amnestie van 1859 hem veroorloofde, naar Parijs terug te keeren. In Junij 1861 werd hij al weder wegens democratische woelingen voor den tijd van 4 jaren naar den kerker verwezen. Na het afkondigen der republiek te Parijs op den 4den September 1870 hervatte hij zijn werk ter bevordering der roode republiek. Hjj was er gedurende de belegering redacteur van het blad “La patrie en danger”, nam er na de opheffing van het beleg deel aan den communalistischen opstand, en werd bp de verovering van Parijs (23 tot 29 Mei 1871) door de troepen der Regering gevangen genomen.