Van de merkwaardige personen van dien naam vermelden wij:
Giovanni Battista Beccaria, een uitstekend natuur- en wiskundige, die zich bekend heeft gemaakt door zijne nasporingen over de electriciteit. Hij werd geboren den 3den October 1716 te Mondovi, omhelsde te Rome den geestelijken stand en zag zich vervolgens benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte aldaar en te Palermo, en later tot hoogleeraar in de natuurkunde te Turijn, waar hij overleed op den 27sten April 1781.
Zijne geschriften over de electriciteit, zooals “Dell, elettricismo naturale ed artificiale”, “Dell, elettricismo artificiale” en “Dell elettricita terrestre atmosferica a cielo sereno (1775)” baarden niet weinig opzien. In het jaar 1760 ondernam hij met den abt Canonica de graadmeting in Piémont, en de uitkomsten daarvan heeft hij in zijn “Gradus Taurinensis (1774)” bekend gemaakt. Toen Cassini de naauwkeurigheid zijner opmeting betwijfelde, schreef hij kort daarna zijn “Lettere d’un Italiano all’ un Parigino”, waarin hij den invloed aanwees der naburige Alpen-gevaarten op den slinger. Ook heeft hij een werktuig uitgevonden, om de lucht-electriciteit waar te nemen.
Caesare, markies van Beccaria Bonesana, een verdienstelijk staathuishoudkundig Italiaansch schrijver, werd geboren te Milaan in 1735 — volgens anderen in 1738. Hij was de telg van een aanzienlijk geslacht en legde zich met ijver toe op de studie der wijsbegeerte, vooral op die der Fransche encyclopaedisten. Ook de letterkunde werd niet vergeten. Zijn eerste geschrift handelde over den toestand der munt in Milaan. Voorts vereenigde hij zich met eenige vrienden tot een genootschap, hetwelk zich aankantte tegen de inquisitie en het middel-eeuwsch bijgeloof en zich in eene meer vrijzinnige rigting bewoog. Het gaf in 1764 en vervolgens een tijdschrift uit, getiteld: “II Caffé”, waarin Beccaria talrijke opstellen leverde. Zijn voornaamste werk is eene verhandeling over misdaden en straffen (Dei delitti en delle pene), die in 1764 zonder naam te Monaco verscheen en door de beschaafde wereld, inzonderheid door de Fransche encyclopaedisten, met gejuich werd begroet.
In dat boek openbaren zich edele, mensch- lievende gezindheden, en bepaaldelijk een warme ijver voor de regten van den mensch, schoon men er de eigenlijke, wijsgeerige wetenschap in mist, die de opwellingen van het bewogen gemoed kalm en onpartijdig beproeft. Toch veroorzaakte zijn werk eene groote opschudding, daar hij de eerste was, die den moed had, om de regtsbeginselen, die heden ten dage algemeen worden gehuldigd, onverbloemd te verkondigen en met vuur te verdedigen. Hierbij verviel hij geenszins tot de matérialistische rigting der encyclopaedisten; hij wilde de beginselen van regt- vaardigheid en menschenwaarde tot grondslag leggen voor het strafregt. Men kan echter begrijpen, welk een storm in die dagen tegen den schrijver van genoemde verhandeling opstak. Zijn begunstiger, de graaf van Firmiano nam hem in bescherming, anders ware hij welligt bezweken. De aanvallen zijner vijanden veroorzaakten echter, dat hij zich niet weder waagde op dat gebied en zelfs een
groot werk over de wetgeving, waaraan hij begonnen was, liet varen. In weêrwil van den argwaan, dien men jegens hem koesterde , werd hij in 1768 tot hoogleeraar in het staatsregt te Milaan benoemd. Zijne voorlezingen kwamen in het licht na zijn dood onder den titel “Elements d’économie politique (Milaan 1804)”- Hij mogt de zegepraal nog beleven, dat de door hem verdedigde beginselen, althans gedeeltelijk, in de wetgeving werden ingevoerd. Hij bezweek voor een aanval van beroerte op den 29sten November 1793. Zijne geschriften zijn onder den titel van “Opere diverse” gezamenlijk uitgegeven, en meergemelde verhandeling is in bijna alle talen van Europa overgezet.