Bassia L., ook boterboom genoemd, is een plantengeslacht uit de familie der Sapo- taceën en onderscheidt zich door een 4-deeligen kelk, eene 8-lobbige bloemkroon met eene buikvormige buis, in 2 rijen geplaatste meeldraden en eene 6- of 8-hokkige bes. Daartoe behooren boomen, die in Oost-Indië en Australië groeijen.
Van de soorten kent men B. Butyracea Boxb. met van onderen behaarde, 3 Ned. palm lange bladeren, bleekgele bloemen en langwerpige besvruchten. Deze boom wordt in Oost-Indië 15 Ned. el hoog, — B. longifolia L., ook de galamboom of illipe genaamd, met lancetvormige bladeren, langgesteelde bloemen en op pruimen gelijkende vruchten; deze is in Oost-Indië een dikke boom met uitgespreide takken, die in bloesems en vruchten voedsel levert voor de inwoners, — B. lati/olia Roxb. met groote bladeren en langwerpige bruine vruchten; deze vormt een boompje ter hoogte van ruim 2½ Ned. el en draagt desgelijks eetbare bloesems en vruchten.
Uit de oliebevattende zaden van gemelde 3 soorten verkrijgt men door uitpersing de galamboter of bamboekboter, die een specerij- achtigen smaak heeft en op de cacao- en palmboter gelijkt. Vele dieren, zooals eekhoorns , uilen, sjakals, zijn zeer belust op de aangenaam riekende bloemen dier planten, maar zij worden er door bedwelmd. Men kan er ook eene soort van brandewijn uit distilléren.