Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bajae

betekenis & definitie

Bajae, eene oud-Italiaansche stad in Campanië, ten zuidwesten van Neapolis tusschen Misénum en Puteoli aan de Golf van Bajae gelegen, is de meest beroemde badplaats der Oude wereld. Het warme klimaat, door de zeelucht verfrischt, de ongemeene weelderig­heid van den plantengroei, de schilderachtige schoonheid der omstreken met verrukkelijke gezigten op land en zee, — dat alles werkte zamen, om Bajae tot eene bekoorlijke ver­blijfplaats te maken. De stad lag aan het effen strand, maar was aan de achterzijde door een krans van begroeide heuvels om­geven.

Aan de voorzijde breidde de blaauwe Golf zich uit, aan wier zuidelijken zoom zich op eenigen afstand het fraaije Puteoli (Puzzuolo) verhief, terwijl het vergezigt noord­waarts zich tot aan Misénum uitstrekte. Tusschen die beide punten was de kust zoo digt bezaaid met vlekken, dorpen, tempels en buitenverblijven, dat zij zich aan de binnen­vallende zeelieden als eene enkele groote stad vertoonde. Landwaarts reizende, vond men in den omtrek een groot aantal merkwaar­digheden en schilderachtige plekjes. Nabij Puteoli lag de berg Taurus met kostelijke wijngaarden, en aan zijn voet, naar de zee­zijde, eene der beroemde villa’s van Cicero. Ten westen daarvan, op eene geogr. mijl af­stand van Bajae, strekte de donkere Avernus zich uit, een meer, door de omringende ci­pressen met den schaduwsluijer des doods bedekt. Hiermede was het meer Lucrinus verbonden, hetwelk beroemd was wegens zijne heerlijke visschen.

Niet ver van den Avernus bevond zich het hol der orakel-sprekende Sybilla. Ten noorden van Bajae lag Cumae, de oudste Grieksche volkplanting in Italië en wat zuidelijker het meer Acheron (Coluccio), waar Charon het veer bediende voor de zielen der afgestorvenen. Aan de an­dere zijde van het meer strekten de Elysesche velden zich uit, en meer zuidwaarts lag de ruime haven van Misénum, het hoofd­station der Romeinsche vaart in de Middellandsche zee. Niet ver van daar verhief zich de villa van den beroemden redenaar Hortiensius, benevens eene groote kunstmatige waterkom, op 48 steenen palen rustende en thans nog onder den naam van “Piscina mirabile” bewonderenswaardig geacht. De half­cirkelvormige golf eindigde aan die zijde in Kaap Misénum, die een verrukkelijk uitzigt aanbood, terwijl ook daar uitgestrekte bad-inrigtingen (thans de Grotta dragonara) en de villa van Lucullus gevonden werden.

De zachte hemel van Bajae veroorloofde aan de gasten, om er ook gedurende den winter te vertoeven en er het genot des le­vens te smaken. Ten allen tijde des jaars droegen er de boomen vruchten en waren er de velden met bloemen versierd. De kunst wedijverde er met de natuur, om de omstre­ken van Bajae in een paradijs te herschep­pen. In den weelderigen tijd der Romeinsche keizers verhieven er zich aan het strand sier­lijke paleizen, van wier torens men een ruim uitzigt had over de Middellandsche zee, ter­wijl eenvoudiger villa’s, door beroemde Ro­meinsche mannen, zooals C. Marius, Cn. Pompéjus en Caesar gebouwd, als vaste burgen de heuveltoppen kroonden.

De baden van Bajae waren warme mine­rale baden, vooral zwavelbaden, en zij beza­ten een zeer verschillend gehalte. Volgens Plinius waren er ook aluin-, zout- en salpeterhoudende en bitumineuse baden. De zwa­veldampen kwamen hier en daar uit kloven te voorschijn en werden tot zweetbaden ge­bruikt. Thans vindt men er nog de bekende Sulfatara, het Forum Vulcani der Ouden. Beroemd was het bad “ad myreta (bij het mirtenbosch)”, hetwelk ook door Horatius wordt geprezen.

In de stad waren onder­scheidene badhuizen, waar de badgasten te­vens een onderkomen vonden, en Seneca geeft in zijne brieven eene levendige schets van het gewoel en de drukte, die er heerschten. Men had er ook koude baden, maar de warme en koude baden waren niet zoozeer de magneet der duizende badgasten, die er jaarlijks verschenen, als de gelegenheid om zich zonder eenigen dwang aan alle genietin­gen van het gezellig leven te wijden. Aan­houdend werden er Saturnaliën gevierd, en wat in Rome berispelijk zou worden genoemd, werd hier naauwelijks een vlekje gerekend, dat het volgende bad wegspoelde. Wij kun­nen uit Latijnsche geschriften talrijke plaat­sen aanhalen, die Bajae als de plaats der rampzaligste bedorvenheid brandmerken.

Bajae heette te voren Aquae Cumanae; men zegt, dat die plaats haren lateren naam ver­schuldigd is aan Bajus, een medgezel van Odysseus (Ulysses) of aan Paja, de voedster van Euximus, een reisgenoot van Aenéas. In de Romeinsche geschiedenis wordt zij meer­malen genoemd: hier sloten Caesar, Pompejus en Crassus een bondgenootschap ten verderve der Republiek, — hier kwam de jeug­dige Marcellus door vergif om het leven , — hier bragt Nero zijne moeder Agrippina naar het schip, waarmede zij volgens zijn bestel moest omkomen. De vloek van al die gruwe­len schijnt thans op Bajae te rusten. Het voormalig paradijs is nu eene woestenij. Van al die villa’s, tempels en bad-inrigtingen, zelfs van de stad zijn slechts puinhoopen over­gebleven, — de haven is verzand, en uit de omringende moerassen stijgen schadelijke uitwasemingen omhoog. De eenige bewoonde plek is er thans het slot Baja, op eene hoogte gelegen.

< >