Augustulus (Romulus) was de laatste keizer van het West-Romeinsche rijk. Dit rijk, ter prooi aan den overmoed en de willekeur van bezoldigde krijgsknechten, had binnen den tijd van 3 jaren zich voor 3 keizers gebogen (472 tot 475 na Chr.). Na den val van Julius Nepos voerde de Gothische veldheer Orestes de heerschappij. Deze verleende in 475 het purper aan zijn zoon Romulus, een onmondigen knaap, geboren te Petavio in Opper-Pannonië, die wegens zijn jeugdigen leeftijd het verkleinwoord Augustulus tot bijnaam kreeg. Intusschen wilde Odoacer, de aanvoerder van eene vreemde bende in Romeinsche soldij, zich niet onderwerpen aan den nieuwen Keizer. Zijne soldaten wenschten vaste woonsteden te bezitten, en hij eischte tot dat oogmerk een derde van Italië. Orestes antwoordde met eene weigering en werd in 476 in Ticinum (Pavia) belegerd en na de verovering der stad gedood. Ook zijn broeder Paulus sneuvelde kort daarop, na een wanhopigen tegenstand, bij Ravenna. Nu zag Augustulus zich genoodzaakt, om zich onvoorwaardelijk over te geven.
Zijn leven werd echter, wegens zijne jeugd en zijne innemende gestalte, gespaard. Zijn naam, die op eene verwonderlijke wijze uit dien van den stichter van den staat en uit dien van den stichter der monarchie bestaat, verdwijnt op het voormalige buitenverblijf van Lucullus nabij kaap Misenum, werwaarts hij door Odoacer verbannen was. Deze laatste, vorst der Herulers, vergenoegde zich met den titel van patriciër en met de heerschappij over geheel Italië. De teekenen der keizerlijke waardigheid werden uitgeleverd aan Zeno, den keizer van het Oost-Romeinsehe rijk. Sedert de stichting van Rome waren toen 1230 en sedert den aanvang van het keizerrijk 505 jaren verloopen.