Atkins (sir Robert), een Engelsch regtsgeleerde en staatsman en de telg van een aanzienlijk geslacht, werd in 1621 te Gloucester geboren. Hij werd in 1621 tot ridder van de Bathorde, en in 1671 tot opperregter van Engeland benoemd. Uit ontevredenheid over de regering legde hij in 1679 dit ambt neder en begaf zich naar zijne goederen. Van hier gaf hij in 1683 de twee beroemde adviezen in het Ryehouseproces ten gunste van lord Russell. Zijne stem verhief zich te vergeefs bij het woest getier van Jefferies en diens medestanders: Russell beklom het schavot, en het ministerie zocht in een vlugschrift den moord te verdedigen.
Hiertegen kwam Atkins in verzet in een “Verdedigingsgeschrift voor den onschuldig omgebragten lord Russell,” waarin hij een veroordeelend vonnis uitsprak over de toenmalige opvatting der wet omtrent majesteitsschennis. Met beter gevolg verdedigde hij in 1684 den spreker van het Lagerhuis, sir William Williams, aangeklaagd wegens het vervaardigen van een oproerig geschrift. Hij was ijverig werkzaam om de revolutie van 1688 tot stand te brengen. Koning Willem verhief hem in 1689 tot eersten voorzitter van het schatkamergeregt, en in hetzelfde jaar werd hij tot spreker benoemd in het Hoogerhuis. In 1695 keerde hij naar zijne goederen terug, en overleed er in 1709, belangrijke redevoeringen en staatkundige opstellen achterlatende.
Zijn zoon Robert was daarentegen een getrouwe aanhanger van de Stuarts en heeft eene zeer geroemde geschiedenis van Gloucestershire geschreven (Londen, 1712).