Onder de gewassen, die aangeprezen zijn om de plaats van den aardappel te bekleeden, vraagt deze plant den eersten rang. Zij behoort tot de familie der schermbloemigen en droeg aanvankelijk den naam van Conium Arracacha Hook. Later verkreeg zij van Bancroft dien van Arracacha, waarna deze haar A. xanthorriza en Decandolle haar A. esculenta noemde.
Haar eenjarige, vleezige wortel heeft een aanmerkelijken omvang en draagt een groot aantal groote en kleine knollen. De kleine komen uit het bovenste gedeelte van den wortel, en daaruit ontstaan talrijke spruiten, terwijl de grootere diep in den aardbodem dringen. Zij zijn 2 1/2 Ned. palm lang en 8 Ned. duim in doorsnede. Tevens zijn zij bedekt met eene dunne, gladde opperhuid. Men noemt die knollen hyos (zonen) en brengt ze gekookt op de tafel. De stengel is ruim 1 Ned. el hoog, onbehaard, gegroefd, groen en vaak met purperen strepen versierd. De onderste bladeren zijn langgesteeld en vindeelig, de bovenste zijn niet gesteeld. De hoogste bladeren zijn minder ingedeeld.
In geheel Bogota wordt deze plant sedert menschengeheugen gekweekt, en men geeft aan de knollen de voorkeur boven aardappelen. Die knollen moeten lang koken, eer ze gaar zijn, en wie ze in een half garen toestand proefden, vonden ze afschuwelijk. In Bogota worden de knollen ook wel geraspt, en men gebruikt er het meel als eene ligt verteerbare spijs voor zieken. Men verbouwt ze in hooggelegene gewesten, daar bij overmatige hitte de knollen klein blijven. Men snijdt de knollen in stukken en legt ze in den grond, evenals in onze streken de aardappelen. Na verloop van een paar maanden wordt het land gewied, — voorts plukt men de bloemen af, opdat de vorming der knollen niet belemmerd worde. Van tijd tot tijd worden de planten aangeaard. Op geschikte plekken is de vrucht na verloop van 6 maanden behoorlijk ontwikkeld. Deze plant vereischt niet veel mest en ook geen vetten grond, maar diep, los zand. In het St. Andrew’s gebergte, waar de regen slechts zelden op een schralen bodem nederdaalt, wordt zij in 8 maanden rijp. Bancroft bragt haar op Jamaica, waar zij in het gebergte wel wilde groeijen; toch leverde zij er geene gewenschte knollen. Men heeft ook pogingen aangewend, om ze in Europa te verbouwen; dit is echter geenszins geschied met de voorzigtigheid en belangstelling, die zulk een voordeelig gewas mogt vorderen.
In onze afbeelding zien wij in 1 een wortelblad op 1/3de tot 1/4de der natuurlijke grootte, in 2 een bloeijenden tak op dezelfde schaal,— voorts in a eene onvruchtbare bloem, in b eene vruchtbare bloem, in c een bloemblad van binnen, in d eene onrijpe vrucht, en in e deze doorgesneden — alles 2- of 3-maal vergroot.