Albinus (Bernard), een beroemd hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden, werd den 7den Januarij 1653 geboren te Dessau, waar zijn vader, Christophorus Albinus, burgemeester was. In een zwak ligchaam droeg hij een schranderen geest. Eerst te huis onderwezen en vervolgens naar de school te Dessau gezonden, volgde hij zijn leermeester Hendrik Albers naar Bremen, waar hij zich op de wijsbegeerte en de natuurkunde toelegde. Vervolgens vertrok hij naar Leiden, waar hij het onderrigt genoot van Drelincourt, Kraanen en Schagt.
Daarna verzamelde hij op zijne reizen een schat van kennis, en werd in 1680 tot hoogleeraar in de geneeskunde beroepen te Frankfort aan de Oder. Een jaar later werd hij er benoemd tot stads-geneesheer en tot lijfarts van den Keurvorst van Brandenburg. Hij bleef in deze betrekking tot aan het overlijden van dien Vorst (1688) en keerde toen tot het hoogleeraarsambt terug. In 1694 werd hem dit laatste ook aangeboden te Groningen, — welk aanbod hij op verzoek van den toenmaligen Keurvorst van de hand wees. Toen later eene dergelijke uitnoodiging van de Leidsche academie volgde, ontving hij verlof om daaraan gehoor te geven. In 1702 aanvaardde hij er het hoogleeraarsambt in de geneeskunde, hetwelk hij bekleedde tot aan zijn dood, die op den 7den September 1721 plaats greep. Hij was gehuwd met Susanna Catharina, eene dochter van Thomas Sigfried Rings, hoogleeraar in de regten te Frankfort aan de Oder. Zijn huwelijk was met vier zonen en zeven dochters gezegend.
Een van deze zonen was Bernard Siegfried Albinus, desgelijks hoogleeraar te Leiden en een van de beroemdste ontleedkundigen zijner eeuw. Hij aanschouwde het levenslicht te Frankfort aan de Oder in 1697, studeerde eerst te Leiden en later te Parijs, en werd in 1721 tot gewoon hoogleeraar in de ontleed- en heelkunde aan de Academie te Leiden benoemd. Hij verwierf zich een grooten naam door de prachtige ontleedkundige plaatwerken, die hij uitgaf en waaraan hij zelf aanzienlijke schatten besteedde. Hij overleed in het jaar 1770.
Zijn broeder Christiaan Bernardus Albinus was hoogleeraar in dezelfde wetenschap te Utrecht, waar hij in 1752 stierf, terwijl een andere broeder, Frederik Bernard, als hoogleeraar te Leiden is werkzaam geweest.