Albigenzen is eigenlijk de naam van alle tegenstanders van het leger, dat in 1209 door paus Innocentius III ter kruistogt werd uitgezonden tegen de kettersche secten in het zuiden van Frankrijk, alsmede die van de Katharen en vaak van de Waldenzen. Die kruistogt gaf aanleiding tot het vermoorden van den pauselijken legaat en inquisiteur Petrus van Castelnau, die met het uitroeijen der ketters was belast. Men schoof de schuld van die euveldaad op Raymond VI, graaf van Toulouse, en dit diende den Paus tot een voorwendsel om op nieuw een kruistogt tegen dien Graaf, zijne vasallen en onderdanen te prediken. Wie er aan deel namen, ontvingen volkomen aflaat, en zoowel deze toezegging als het vooruitzigt op plundering en buit deed weldra een leger van 50000 man uit alle gewesten van Frankrijk bijeenvloeijen. Toen begaf Raymond de moed.
Hij deed boete en leverde 7 vaste burgten in de handen der kruisvaarders. Maar hierdoor nam de ellende geen einde. Het schoone en volkrijke Besiers werd ingenomen, waarna men de ingezetenen, ten getale van 20000, meêdoogenloos vermoordde. De burgers van Carcassonne ontkwamen ge-durende den nacht aan een dergelijk lot. Graaf Roger van Besiers en Albi werd, onder voor-wendsel dat men met hem wilde onderhandelen, in boeijen geklonken en hij stierf — waarschijnlijk door vergif—in de gevangenis.
In dien oorlog wordt de naam van Albigenzen het eerst vermeld. Men bestempelde daarmede de kettersche bewoners van het graafschap Albigeois, maar later al de kettersche secten, die in het zuiden van Frankrijk waren gevestigd. Na de overmeestering van Besiers en Albi was de oorlog nog niet geëindigd. Simon van Montfort, de bevelhebber van het leger der kruisvaarders, een dweepziek en krijgszuchtig man, trok met zijne buitgierige benden nogmaals naar Toulouse en Foix. Graaf Raymond was door den Paus vervallen verklaard van zijne goederen en het kruisleger met de volvoering van dat vonnis belast (1211). Wel verbond zich de Graaf met zijn neef Petrus van Arragon, maar deze verloor het leven in den slag bij Muret (1213). Nu was het land in de magt der Katholieken, en Montfort werd wegens zijne diensten, aan de Kerk bewezen, met Languedoc beleend. Maar de bevolking bleef getrouw aan haren voormaligen Heer, zoodat Montfort vruchteloos trachtte naar het rustig bezit van zijne heerschappij en voor de muren van het door hem belegerde Toulouse den laatsten adem uitblies (1218).
Een nieuw leger, zamengesteld uit woest en bloedgierig gespuis, werd nu op Romes roepstem van alle kanten bijeengebragt, en na den dood van Raymond VI nam zijn zoon Raymond VII de vaderlijke taak op zich, om zijne landen tegen dien magtigen vijand te verdedigen. Doch de bevolking des lands verminderde en het aantal zijner medestrijders nam af. Ook de Koning van Frankrijk koos de zijde van den Paus, en nu was alleen in het sluiten van den vrede een uitweg te vinden. Deze kwam tot stand (1229), en Raymond verloor daarbij 2/3 van zijn gebied — voorts moest hij gehoorzaamheid beloven aan den Paus en eene groote geldsom betalen ter opheffing van den Kerkelijken ban. Al zijne bondgenooten zagen zich tot dergelijke opofferingen gedwongen, en allen verbonden zich plegtig, om de ketterij in hunne staten uit te roeijen.
De Albigenzen hadden nu te kiezen tusschen terugkeer in den schoot der Kerk en de vlugt. In 1229 verrees, op last van Rome, de inquisitie te Toulouse. Weldra waren de gevangenissen vol, en de brandstapels knetterden. Dit verhaastte bij velen het werk der bekeering. Duizenden echter zeiden hun vaderland vaarwel en bragten elders de kiemen der ketterij. De naam der Albigenzen verdwijnt uit de geschiedenis in het midden der 13de eeuw. Maar in Piémont, werwaarts velen de wijk hadden genomen, zijn zij later, onder den naam van Waldenzen, de voorloopers der Hervorming, herrezen.