Adelaars-steenen (geoden, aëtiten, klappersteenen) zijn steenen van verschillenden aard, doorgaans klei-ijzersteen, eivormig van gedaante, van de grootte eener hazelnoot tot die van een menschenhoofd toe en van binnen hol, terwijl in die ruimte een losse andere steen — gewoonlijk eene spaatsoort of een ijzeroxyde — besloten is.
Volgens het bijgeloof ontstaan zij in adelaars-nesten en bezitten zij geheimzinnige krachten. Men vindt ze in Duitschland (vooral bij Mutschen in Saksen, bij Bilin en Teplitz in Bohemen en in den Harz), in Zweden en in Indië. Zij worden in de musea als geologische zeldzaamheden bewaard.