stroop - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) (voeding) een dikke, viskeus|viskeuze, geconcentreerde vloeistof waarin een grote hoeveelheid suikers zijn opgelost
♢ Een boterham met stroop.
2. (m) het stropen van wild
stroop - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stropen
♢ Ik stroop
2. gebiedende wijs van stropen
♢ stroop!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stropen
♢ stroop je?
Woordherkomst
Uit het Arabische شراب šarab via het Latijnse siropus.
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
iemand stroop om de mond smeren|iemand overdreven vleien
Synoniemen
siroop
Gepubliceerd op 01-11-2017
stroop
betekenis & definitie