façade - Zelfstandignaamwoord
1. de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant
♢ De façades van woonhuizen zijn in de loop der eeuwen geëvolueerd.
2. (dysfemisme) het gezicht
♢ "Als je nu niet binnen de tien seconden uit mijn ogen bent, zal ik je façade ook vertimmeren", tierde de stiefvader.
3. valse schijn
♢ De hele onderneming was slechts een façade.
Woordherkomst
Leenwoord uit het Frans, op zijn beurt afkomstig van het Italiaanse facciata dat weer van het Latijnse facies (gezicht) afkomstig is.
Synoniemen
[1] gevel, voorgevel
[2] facie, smoel
Gepubliceerd op 14-11-2017
façade
betekenis & definitie