bloed - Zelfstandignaamwoord
1. lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen
♢ Het bloed vervoert zuurstof van de longen naar de lichaamscellen.
2. (enkel als verkleinwoord: bloedjes) in bloedjes van kinderen: kinderen van mijn eigen vlees en bloed
3. (enkel als datief: bloede) in in koelen bloede, van den bloede en van koninklijken bloede
4. de sukkel
bloed - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeden
♢ Ik bloed
2. gebiedende wijs van bloeden
♢ bloed!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeden
♢ bloed je?
Woordherkomst
Afkomstig van Middelnederlands: bloet > Oudnederlands: bluot > Oudgermaans *blōþan|*blōþą.
Verwante begrippen
bloeden, verbloeden
Gepubliceerd op 30-10-2017
bloed
betekenis & definitie