Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Makot of Makoeto

betekenis & definitie

PAP. Manden, op Curagao gevlochten van de in tweeën gespleten dunne twijgen van den kalebasboom (Crescentia); van mindere kwaliteit zijn die van tamarindeen van manggletwijgen.

In Suriname wordt het woord - dat van Indiaanschen oorsprong is - in den vorm van het verkleinwoord gebruikt; men spreekt van een sigaren-makotje = sigaren-koker. Zie ook MATEN EN GEWICHTEN.

< >