PAP. Manden, op Curagao gevlochten van de in tweeën gespleten dunne twijgen van den kalebasboom (Crescentia); van mindere kwaliteit zijn die van tamarindeen van manggletwijgen.
In Suriname wordt het woord - dat van Indiaanschen oorsprong is - in den vorm van het verkleinwoord gebruikt; men spreekt van een sigaren-makotje = sigaren-koker. Zie ook MATEN EN GEWICHTEN.