geb. 22 Nov. 1771 te Amsterdam, begaf zich in 1790 als adelborst in 's lands zeedienst en werd in 1793 bevorderd tot Luit.-ter-zee. In 1795 met het geheele corps zee-officieren afgedankt, trad hij in 1799 weder in dienst en werd 23 Aug. 1800 bevorderd tot Luit. t. zee 1e kl. en 23 Nov. 1804 tot kapt.-Luit.
In 1808 verkreeg hij den titel van Luit.-Kol. Na een zeegevecht op 21 Oct. 1813 werd hij als krijgsgevangene naar Engeland gebracht, waar hij tot na de omwenteling van 1813 bleef. In 1814 werd hij benoemd tot kapt. t. zee en tot kommandant van het door hem in dat jaar opgerichte bataillon mariniers. In 1815 volgde zijne benoeming tot gouv. van St. Martin en Saba, waarvan hij 6 Jan. 1816 het bestuur overnam. Hij bleef hier tot 1820, toen hij tot Schout-bij-nacht werd bevorderd en benoemd tot gouv. van Curaçao en onderhoorige eilanden.
In 1828 vertrok hij als eerste Gouv.-Generaal over de gezamenlijke Ned. W.-I.bezittingen naar Paramaribo, waar hij 15 Dec. 1831 overleed.Zie v.d. Aa. Biogr. Woordenboek. - Wolbers. Geschied. van Suriname, Amst. 1861. - A. Halberstadt.
Een standbeeld voor den graaf van den Bosch. Leiden 1862. - Simons. Besch. v.h. eiland Curaçao, Oosterwolde 1868.