Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Algae

betekenis & definitie

of wieren zijn zoet- of zoutwaterplanten. In zee zijn zij op enkele uitzonderingen na de eenige plantaardige bewoners en daardoor van groot belang voor het dierlijk leven.

In zoet water vormen zij de groene, draderige massa's, die zoo dikwijls stilstaande wateren vullen, maar ook in rivieren en beken ontbreken zij niet.De wieren vormen zoo goed als Fungi of zwammen en Musci of mossen een goed kenbare groep der lagere planten. Evenals bij deze beiden ontbreken eigenlijke bloemen. De voortplanting geschiedt door ongeslachtelijke sporen, die in sporangien of sporenzakjes ontstaan of door bevruchte eicellen, die hetzij vrijzwemmend in zee met de spermacellen in aanraking komen, hetzij in carpogonien of vruchtlichamen besloten zijn. Dikwijls komt geslachtelijke zoowel als ongeslachtelijke voortplanting bij een soort voor. De vegetatieve deelen zijn zeer uiteenloopend in vorm en grootte. Zoowel de ééncellige, microscopisch kleine planktonvormen als de vele meters lange, boomvormig vertakte Laminariasoorten en de op koraal gelijkende Lithothamnien rekenen we tot dezen groep.

Bladgroen is altijd aanwezig, hoewel soms overdekt door een blauwe, bruine of roode kleurstof. De hoofdverdeeling in de systematiek der wieren is die in: Blauw-, Groen-, Bruin-, en Roodwieren, die ieder voor zich een karakteristieke bouw en wijze van voortplanting hebben.

Omtrent de zeewieren, voorkomende op het kustgebied onzer koloniën in West-Indië, is weinig bekend. Slechts enkele malen werden belangrijke verzamelingen naar Holland gebracht. De namen van Prof. Suringar, Prof. Boeke en Kapt.luit.t/z. Schoonhoven mogen hier niet verzwegen worden.

Het best bekend is Curagao, waar aan de Z.-kust zoowel als aan de N.-kust verzameld werd. Ook van Bonaire, Aruba, St. Martin, St. Eustatius en Saba ontbreekt materiaal niet. Daarentegen verkeeren we in groote onwetendheid omtrent de vormen aan de kust van Suriname, die weliswaar voor algengroei ongeschikt lijkt, daar ze een echte modderkust is. Toch zou men juist daar, waar verscheidene groote rivieren in zee monden, merkwaardige verschijnselen op wetenschappelijk gebied kunnen verwachten.

De W.I. regioon, van welke onze eilanden plantengeografisch een deel uitmaken, is een goed omschreven gebied. Het omvat de Groote en Kleine Antillen, de kust rondom de Karaïbische zee en de Golf van Mexico tot Florida, de Bahama en tevens de Bermuda eilanden. Deze laatste zijn volgens de geografische ligging ver van het centrum verwijderd. De Algenflora dezer eilanden bestaat echter voor een groot deel uit soorten, die uitsluitend in genoemde regioon voorkomen, zoodat de aanvankelijke twijfel nu geweken is en de Bermuda-eilanden de N. grens van ons gebied in den golfstroom vormen. De grootste overeenkomst heeft de W.I. Algenflora met die van de Midden-Atlantiek, waaronder verstaan wordt, het gedeelte der Atlantische zee tusschen de twee keerkringen gelegen, dus de N.- en O.-kust van

Zuid-Amerika voor zoover die onder invloed van den Brazilienstroom staat en de Westkust van Afrika speciaal daar waar de Guineastroom haar bespoelt. 20% van de soorten komen zoowel hier als daar voor. Dat we echter gerechtigd zijn op het oogenblik het W.I. als een op zichzelf staand gebied op te vatten, vindt zijn grond hierin, dat 45% der soorten endemisch zijn. De mogelijkheid, dat deze verhoudingen veranderen met de toeneming van het aantal bekende soorten, is niet uitgesloten.

Behalve dit ligt nog een ander terrein voor belangrijke waarnemingen open, n.l. dat omtrent de verspreiding in het gebied zelf. Het zoutgehalte en de stroomrichtingen zijn sterk wisselend en ingewikkeld, tengevolge van den rijken toevoorvan zoetwater door de groote riviermondingen op de N.-kust van Zuid-Amerika en die van Mexico. Zoo kunnen zelfs zoetwaterwieren tot ver in zee worden aangetroffen. Murray zegt in zijn ‘Catalogue of Marine Algae of the W.I. region’, hoe hij even ten Z. van Grenada Spirogyra tropica, een zoetwatervorm van de Amazonestroom, ophaalde, waarschijnlijk afkomstig uit de Orinocorivier. Bovendien voegt hij er aan toe, dat op het eiland Grenada de groenwieren overheerschen, terwijl volgens Mazé en Schramm op Guadeloupe Roodwieren den hoofdtoon voeren. Op onze eilanden St.

Eustatius en St. Martin zijn weer hoofdzakelijk Groenwieren verzameld. Daar deze laatste collecties nog geen aanspraak op volledigheid kunnen maken, mag men daaruit geen gevolgen trekken.

Hier volgt een opsomming der tot nu toe in onze koloniën verzamelde vormen:

Groen wieren:

Ulva fasciata. f. taeniata Setchell en f. lobata Setchell; Chaetomorpha linum Müll.; Cladophora glaucescens Griff.; Cl. gracilis Griff.; Caulerpa verticillata I. Ag.; C. racemosa var. laete-virens Weber v. Bosse; var. uvifera W.v.B.; var. uvifera f. intermedia W.v.B.; C. sertularioi'desf. typica Gmelin, f. brevipes W.v.B., f. longiseta Ag.; C. cupressoides f. typica W.v.B.; C. sedo'ides Ag.; Penicilluselongata Gepp.; P capitatus Lamarck; P pyriformis Gepp.; P LamourouxQ Decaisne; Codium tomentosum (Hud.) Stackh.; Udothea conglutinataSoland.; Halimeda Opuntia Lamx. f. typica Barton, f. cordata Barton; H Tuna f. typica Barton; H incrassata f. typica Barton, f. Lamourouxii Barton; Dyctiosphaeria favuiosa Ag.; Cladophoropsis membranaceus Börg.; Valonia verticillata? Kütz., Acetabularia crenulata Lamour.; A. carai'bica Kütz.; Botryophora occidentals I. Ag.

Bruin wieren:

Padina gymnospora; P Commersonii Bory; Dictyota dentata Lamx.; D pardalis Kütz.; D linearis (Ag.) Greville; D Mertensii Mart.; Sphacelaria furcigera Kütz.; Gymnosorus variegatus Lamour; Haliseris delicatula Lamour; H. Justii Lamour; Hydroclathrus cancellatus Bory; Turbinaria trialata Kütz.; Sargassum platycarpum Mont.; S. vulgare Ag.

Rood wieren:

Bangia ceramicola (Lyngb.) Chauv. Goniotrichum spec.?; Chantransia spec.?; Liagora viscida Forsk. f. coarctata Kützing; Galaxaura comans Kjellm.; G. moniliformis Kjellm; Wrangeiia plebeia Ag.; Eucheuma isiformel. Ag.; Hypoglossum tenuïfolium (Harv.) I. Ag. f. SchoonhoveniSluiter; Zellera BoekeïSluiter; Gracilaria lichenoides L.; Laurencia papillosa (Forsk) Grev. L. obtusa Lam.; Herposiphonia secunda Ag.; Acanthophora Thierii Lam.; Polysiphonia variegata Ag.; Bryothamnion triangulare Kütz.; Griffithsia corallina L i ghtf.; Centroceras clavulatum Mont.; Ceramium tenuissimum Lyngb. f. arachnoïdea Ag.; Spyridia filamentosa (Wulf.) Harv.; Amphiroa fragilissima (L i nn.) Lamx.; Melobesia farinosa Lam.

In het leven van de bewoners der W.I. e i landen spelen zeewieren een weinig belangrijke rol. Tot het gebruik van zeewier als voedsel gaat men niet dan in den uitersten nood over. Eigenaardig mag dan genoemd worden de keuze van Padina soorten met membraneuse thalli, die nadat ze, meest in zoutwater, afgekookt zijn, genuttigd worden. De inboorlingen kennen dit geslacht onder den naam van Kolo di laman (zeekool). Meer toepassing vinden Algen, waar ze als voedsel voor schildpadden of als lokmiddel in de vischvallen gebruikt worden. Ook dit vinden we in de inlandsche naam uitgedrukt: Jeerba di tortoeka (schildpadplant) voor Dictyota en Ulvasoorten. Van de sterk kalkhoudende Halimeda planten wordt een practisch gebruik gemaakt bij het reinigen van schepen.

De door dunne geledingen verbonden kalkschijfjes dezer soort leveren een uitstekend materiaal voor het schrobben van hout. Veelzeggend zijn weer de inlandsche namen: Jeerba kratschja-kratschja, Jeerba krab, Jeerba di freega (van fregat af te leiden?). Hiermede zijn echter alle opgaven over het gebruik van wiersoorten uitgeput. Wel zijn nog eenige inlandsche namen bekend: Jeerba karanga. biema, Pieterselie di laman, Jeerba di garnaaitsje, Jeerba di sieringa, Jeerba di ploenia, Pompoena di aawa, (voor verdere beschrijving zie onder de beginletter).

Geen van deze namen duiden echter aan, dat de soorten, die in Japan zulk een groote rol spelen bij de agarbereiding, hier populair zijn. Toch ontbreken deze wieren niet en in Massachusetts is reeds het verwerken en prepareeren van het ‘lersche mos’ (Chondrus crispus.) tot een loonende industrie geworden. In onze koloniën zouden, daar Chondrus niet voorkomt, andere vormen: Eucheuma isiforme, Gracilaria soorten of Gigartinia mamillosa dienst kunnen doen, indien ze in voldoende hoeveelheden voorkomen.

Niet te onderschatten is de waarde van zeewier als meststof. Door het hooge gehalte aan kalizouten in den vorm van potasch voornamelijk, is zeewier een goede meststof voor aardappelvelden en klaverweiden. In Californië en andere streken langs de W.-kust van N.-Amerika worden groote hoeveelheden van de reusachtige wieren uit de groep der Laminariaceae geregeld verzameld en naar het binnenland als mest vervoerd. Dit gebruik bepaalt zich niet uitsluitend tot Amerika. Ook in Frankrijk, Engeland en Schotland is het van oudsher bekend. Ja, men is zelfs zoover gegaan, dat in bepaalde districten politieverordeningen zijn, die den tijd en de wijze van verzamelen bepalen, teneinde een uitroeien te voorkomen. Nadere inlichtingen hierover zijn te vinden in de beide Amerikaansche Bulletins in de Litteratuur-opgave genoemd.

Litt Mazé e. Schramm Essai de classification des Algues de la Guadeloupe. 1870-1877. Murray. G. Catalogue of the marine Algae of the West-lndian region. Journ. of Botany 1888-1889.

Sluiter, C.P. List of Algae collected bythe Fischery-lnspection Curagao Recueil d. Trav. Bot. Néerl. Vol.

IV 1907. Smith Hugh

M. The Seaweed Industries of Japan. The utilization of seaweeds in the United States. Bull. o. th. Bureau of Fisheries 1904. Vol. XXIV. 133. Cameron, Frank K.A preliminary report on the Fertilizer Resources of the United States. Doc. 190. 62d Congress. Departm. of Agriculture Bureau of Soils. Washington 1912.
C.P.S.

< >