Drijfanker - ook zeeanker of sleepzak, een veelal kegel vormige zak van zwaar zeildoek, die aan de brede kant open is en waar het topje van afgehaald is. Aan de brede kant, die door een of meer ronde hoepels open gehouden wordt, is een dubbele spruit bevestigd, die aan een tros is verbonden.
Wordt deze tros op de boeg belegd, dan zweeft het drijfanker net onder het wateroppervlak. Door zijn grote weerstand in het water houdt het de kop van het schip op de wind en laat het zich maar langzaam door het water trekken. Het jacht ligt er dus als het ware aan voor anker, maar verlijert intussen. Juist door dat meegeven aan de golven wordt de schijnbare golfperiode langer, zodat het jacht zich wat rustiger gedraagt. Op deze manier kan een goed gebouwd schip een storm afrijden, mits het drijfanker groot genoeg is, de tros waar hij aan dek komt goed tegen schavielen wordt beschermd, én mits er aan lij voldoende ruimte is. Een dunne kaai- of keerlijn aan de top van de zak dient om hem na gebruik binnen te halen.
Het drijfanker behoort tot de inventaris van reddingboten. Bij achterop lopende golven wordt het over de achtersteven uitgebracht en helpt dan, door zijn remmende werking, mee om de boot recht voor de zeeën te houden en dwarssi aan te voorkomen. Zeiljachten, waarbij het grootste deel van het lateraalvlak achter het midden ligt, komen met over de boeg uitgevierd drijfanker vaak dwars op de golven te liggen; zij kunnen het drijfanker dan beter over het achterschip uitvieren. Om bij storm effectief te zijn moet een drijfanker rijkelijk groot zijn. De vereiste afmeting is het best door voorzichtig experimenteren te bepalen.