Een sophisme is in goed Nederlands een drogreden, d.w.z. een redenering, die ogenschijnlijk logisch in elkaar zit, maar die van een onwaarheid of onjuistheid uitgaat en dus ook daarin eindigt. In de tijden van Pericles en Socrates vormden de sophisten een klasse van spitsvondige wijsgeren, die het onderwijs in de wijsbegeerte niet gaven om de wijsheid zelf, maar om er winst uit te slaan.
Zij leerden den jongelui een eigenaardig soort welsprekendheid, die voornamelijk berustte op kunstgrepen, met behulp waarvan men met gelijke overtuiging zowel vóór als tegen een onderwerp kon pleiten.Dieper denkende, ernstige geesten als Socrates en Plato, bestreden den kwaden invloed van de sophisten en vooral door deze bestrijding heeft het woord sophisme dat in den grond „wijsheid” betekent, de huidige ongunstige betekenis gekregen.
Een sophisme is bijv. de stelling, dat een ruiter in galop een voetganger, dien hij op een gegeven plek voor zich uit ziet, nooit zou kunnen inhalen. Men redeneert dan als volgt: Als de ruiter aangekomen is op het punt, waar de voetganger zich bevond, dan is deze inmiddels op een verder gelegen plek aangekomen. Bereikt de ruiter dat punt, dan is de voetganger weer wat verder aangeland en zo zal, als de voetganger maar steeds in beweging blijft, deze nimmer ingehaald kunnen worden.
Of deze redenering: Alle Kretenzers liegen. Maar hij, die dat zeide, was zelf een Kretenzer, dus loog hij en spreken alle Kretenzers de waarheid. Maar als dat zo was, sprak hij ook waarheid, toen hij zei, dat zij logen, dan logen zij dus toch. Enz.
Tenslotte moeten wij er voor waarschuwen, dat men nu niet alle sophisten met de hier bedoelde „kwakzalvers in wijsheid” moet vereenzelvigen. Er is wel degelijk ook nog iets goeds van het sophisme te zeggen. Zo heeft het veel gedaan voor de ontwikkeling der taal, taalwetenschap en grammatica. Door ’t sophisme zijn de wetten der logica, van het methodisch denken, ontwikkeld en is de welsprekendheid bevorderd.