of privilegie is afgeleid van het Romeinse priva lex, dat „afzonderlijke wet” betekende en gebruikt werd voor iedere bepaling, waarbij voor personen een bizondere rechtstoestand werd geschapen.
In de Middeleeuwen, het tijdperk, waarin dit woord eigenlijk thuis behoort, beduidde privilege of handvest een of meer zeer bizondere en gunstige bepalingen of voorrechten, welke de vorst aan bepaalde steden verleende. In de Middeleeuwen waren de vorst, later ook de hertogen, graven, baronnen en ook abten of bisschoppen, de machthebbers; de derde stand, de plattelandsbevolking, was met have en goed vrijwel machteloos en rechteloos. Naarmate de steden rijker en machtiger werden, werden zij ook steeds meer gewaardeerde bondgenoten in de eindeloze oorlogen der leenmannen tegen hun leenheer. De „poorters” beseften goed, wat hun hulp in geld voor den heer of den adellijken stand betekende en verleenden deze hulp dus niet zonder vergoeding.
De vorst kwam dan met ’n „bede” tot de steden en deze bedongen tegenover hun gift (in geld en/of manschappen) voorrechten.
Indien een open gemeente, die nog geen stadsrechten had, tot zekeren bloei was gekomen, zodat zij den heer iets aan kon bieden, was natuurlijk de eerste voorwaarde: het verlenen van het recht de plaats met wallen en grachten te omringen; — opdat men van achter die muren een volgende maal en met meer succes tegen den heer zou kunnen optreden en... meer voorrechten bedingen. Met die privilegiën ging dus de macht geleidelijkweg van den vorst op de poorters over.
De privileges, die in den loop der tijden verleend werden, waren van zeer verschillenden aard; zij betroffen o.a. het recht tol te heffen op water- en landwegen, het recht markt te houden en marktgelden te innen, het recht zelfs zekere belastingen te heffen en den vrijdom van het betalen van andere bijdragen aan den vorst, het recht het eigen stadsbestuur te kiezen, eigen rechtspraak te voeren, het halsrecht (dat is het recht doodvonnissen ten uitvoer te brengen) enz.
Deze, in verschillende tijden aan verschillende steden verleende, voorrechten, die onderling zeer sterk uiteenliepen, riepen samen natuurlijk een verwarden toestand in ’t leven. Zo had b.v. Haarlem het halsrecht, maar Amsterdam niet, zodat de te Amsterdam veroordeelde in Haarlem moest worden terechtgesteld.
Eerst geleidelijkweg onder de republiek en later definitief onder de Franse overheersing zijn de privileges afgeschaft.