Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Gezelle

betekenis & definitie

Een der bekendste en meest geliefde Vlaamse dichters uit de vorige eeuw was Guido Gezelle (1830—1899), wiens verzen nog heden geheel modern aandoen in den besten zin des woords. Velen zullen die verzen wel kennen.

Verscheidene van zijn Kleengedichtjes zijn ook op muziek gezet.Guido Gezelle werd in de buurt van Brugge geboren, waar zijn vader een bloemen boomkwekerij had. Hij was bestemd om geestelijke te worden en werd dus op zijn 12e jaar naar het Klein-Seminarie te Rousselaere gezonden, waar hij zich bijzonder op het Engels en de Engelse klassieken toelegde en zich reeds aan de dichtkunst wijdde.
Toen hij in 1850 examen moest doen voor het Groot-Seminarie te Brugge, was zijn examen niet voldoende, maar het gedicht „de Mandelstroom”, dat tussen zijn schoolwerk werd gevonden, was oorzaak, dat hij toch werd toegelaten. In 1854 kwam hij als leraar in het boekhouden, later in de letterkunde, te Rousselaere terug aan het Klein-Seminarie, waar hijzelf was opgeleid. Hij brak met veel oude sleur en wist zijn leerlingen te bezielen met liefde voor de Vlaamse taal. In 1858 verschenen zijn Dichtoefeningen, die onder zijn leerlingen grote bewondering verwekten. Het bestuur van de sohool was het met zijn manier van lesgeven niet eens, zodat hij in 1860 zijn ontslag kreeg; hij, verhuisde naar Brugge. Daar heeft hij eerst les gegeven aan een Engelse school, door hemzelf met Dr. Jos. Algar gesticht; later (1861—1865) werd hij onderrector aan het Engelse Seminarie. Daarna werd hij achtereenvolgens onderpastoor te Brugge en te Kortrijk. Hij werd vervolgens, na verscheidene andere kerkelijke ambten bekleed te hebben, in 1899 bestuurder der Engelse Augustijner Kanonikessen van Lateranen in dezelfde plaats.
Een buitengewoon groot aantal gedichten, liederen, gebeden en ook enkele andere werken zijn van zijn hand verschenen. De bekendste van deze gedichten zijn wel: „Kerkhofblommen”, „Dichtoefeningen”, „Kindeke van den dood”, „Kleengedichtjes”, „Gedichten, gezangen en gebeden”, „Rijmsnoer om en om het jaer” en een verzameling prozawerken, in 1905 in drie delen verschenen.
Door het oprichten van het volkstijdschrift „Rond den heerd” en later van het tijdschrift „De Biekorf” heeft hij ook overigens zeer veel gedaan ter bevordering van de Vlaamse letterkunde. Doch het meest deed hij toch door zijn schone gedichten, waarin hij het Vlaams met velerlei nieuwe woorden en zinswendingen verrijkte.
In zijn jeugd werd zijn werk niet begrepen, doch later, vooral na zijn 50ste jaar, vond hij bij het gehele Vlaamse volk de erkenning, waarop hij aanspraak mocht maken.

< >