betekent leerlingen. Dit woord wordt in ’t bizonder gebruikt voor de twaalf discipelen van Jezus, n.l.
Simon Petrus, Andreas, Jacobus, Johannes, Philippus, Bartholomeüs, Mattheüs, Thomas, Jacobus, den zoon van Alfeüs, Simon Zelotes, Thaddeüs en Judas Iskariot. Deze discipelen werden volgens den Bijbel zelf ook wel apostelen genoemd.
Er zijn echter ook apostelen geweest, die nooit tot de discipelen hebben behoord, daar zij eerst na Jezus’ dood optraden, b.v. de apostel Paulus.Discipelen en apostelen is dus niet hetzelfde. Terwijl discipel eenvoudig leerling betekent, wil apostel zeggen: uitgezondene, om het evangelie te verkondigen, prediker of verbreider van het nieuwe geloof.