is de naam van het omhulsel, dat vele insecten om zich heen vormen, wanneer ze gaan verpoppen. Sommige soorten, zoals b.v. de zijderups, maken hun cocons uitsluitend uit taaie dunne draadjes, die ze spinnen uit een slijmerig vocht, dat in de lucht hard wordt; andere mengen er haar, aarde, stukjes hout enz. doorheen.
Bij de zijderups komt de spinstof, die in de spinklier gevormd wordt, uit twee kleine openingen aan de onderlip te voorschijn. De rups maakt met den kop draaiende bewegingen, waardoor de draad geheel om haar heen wordt gesponnen. De zijde, die zo ontstaan is, wordt vlaszijde genoemd.
De cocons van de zijderups zijn eivormig en geel, groen of wit van kleur. Later vertellen we je precies, hoe het bij de zijdeteelt toegaat (zie: Zijde).
Verschillende dieren maken ook cocons om hun eieren, zoals b.v. vele soorten van spinnen.