Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

STELSELS DER HOOGE GRADEN

betekenis & definitie

Van deze bestaan er omtrent 800, tot verschillende stelsels en klassen behoorende, en zijn achtervolgens door mystieken, staatkundige drijvers, alchemisten en dergel. meer, op de v.: M.: geënt en tusschen de andere geschoven. Eene omstandigheid die voor de algemeenheid, de overal erkende echtheid der eigenlijke Maç.: of symbol. graden spreekt, is: 1o. dat deze bijna overal gelijk zijn, dat niet met de gelijkstaande graden in de verschillende stelsels het geval is, en 2o. dat ieder, den M graad bezittende, in welk stelsel hij dien ontvangen hebbe, toegelaten wordt tot de opname in de hooge graden van een ander stelsel; dat niet zoo is bij de bevordering tot hoogere graden. De zoo gunstig bekende Br.:CHEMIN-DUPONTÈS, zelf bezitter der hoogste graden, laat er zich in zijne Encyclopedie Maçonnique (Paris 1823) T. III. p. 174 suiv., aldus over hooren:

Wil men in een vruchtbaren grond goed graan voortbrengen, dan moet men beginnen met de stronken en het onkruid uit te roeijen, waardoor het zaad zou verstikt worden. Evenzeer kan men niet hopen, de v.: M.: zóó nuttig te maken als zij het kon en moest zijn, zoo lang men haar niet zal zuiveren van de overbevruchtingen die haar een schijn van ongerijmdheid geven, en haar met medelijden doen beschouwen door mannen, die zoowel ten aanzien van den vorm als het wezen gestreng zijn. Beoefenden wij de deugden en de Maç.: wetenschap, in de toenemende verhouding van het aantal onzer graden, dan zouden wij acht of negen (eigenlijk twintig) malen beter en kundiger VV MM zijn dan onze overzeesche BB.:, maar eene onzalige ondervinding bewijst, dat de Maç.: verdienste juist in omgekeerde verhouding staat tot het aantal graden. In de symbolieke Loges-alleen is men eenigermate v.: M.:, hooger op is er niets dan kinderachtigheid, onnoozelheid (niaiserie), ijdelheid, tegenstrijdigheid, leenroerigheid, titels en despotieke vormen. Men leert er niets meer aan dan in de symbolieke graden, of geeft er zich slechts over aan praktijken, welke men, als men zeer gematigd is, onbeduidend kan noemen.

Wanneer men dit alles nu voegt, bij hetgeen wij gemeld hebben in de Art. HOOGE GRADEN, MELESINO, OPPERGRADEN, SCHOTSCHE VRIJMETSELARIJ en NEDERLAND, dan heeft men reden met een wijsgeer te zeggen, hoe ellendig moet het niet met het deeg staan, waarvan de bakkers-zelven zulk een getuigenis afleggen. Ongetwijfeld toch moet het bijster vreemd schijnen, dat een beproefde Mr v.: M.: nog 87 malen, óf nog 30, óf voor het minst nog viermalen in den smeltkroes der graden gelouterd moet worden, alvorens den hoogsten graad te bereiken. Daarbij is het duidelijk, dat er tusschen de graden, willekeurig, andere zijn geschoven, althans dat zij niet geregeld op elkander volgen en logiesch uit elkander afgeleid zijn; want ware dit zoo, dan zou niet dat, wat in één stelsel, in zeven graden volkomen wordt medegedeeld, in een ander stelsel 10, 25, 33, ja 90 graden vormen, terwijl dezelfde stelsels slechts hier en daar een graad mededeelen, en de overige ter loops geven; dan werden ook in het eene stelsel niet bepaalde graden gemist, die in het andere als hoogst gewigtig beschouwd worden. Dat zij niet logiesch uit elkander afgeleid zijn, en op elkander volgen, blijkt ook daaruit, dat in het Egyptiesch stelsel de St. ANDRIES-Ridder (21e. gr.), vóór den Pruissieschen Ridder (35e. gr.) gaat, en op dezen (als 41e. gr.), de Ridder van het Oosten volgt.

In het gerectifieerd Schotsche stelsel daarentegen, heeft men eerst den Ridder van het Oosten, of den Degen (als 15en gr.), daarna den Pruissieschen Ridder, of Noachiet (als 21sten), en eindelijk in den 29sten den St. ANDRIES-Ridder. enz. Is het niet voor het minst allervreemdst, dat de Soevereinen van den 18en Schotschen graad, nog 15 trappen van hooger geplaatsten boven zich hebben. In het Egyptiesch stelsel staan die Soevereinen onder de goudmakers, die het metaal graven, wasschen, blazen en smelten. Daarna volgen Soevereinen der Soevereinen, die toch nog anderen boven zich hebben; anderen die zóó hoog geplaatst zijn, dat men voor de vele graden geen meer namen en titels kon vinden. Terwijl in de symbol. gr. alles wijsgeerigen grondslag, logiesche ontwikkeling aantoont, zijn al de hooge graden gevestigd op afgescheiden legendes, zonder historieschen grond, welke het geheim van den graad bevatten en welker beteekenis raadselachtig is.

Bovendien is die beteekenis in vele graden, bij de toepassing, strijdig met de zedeleer; gelijk dit het geval is met de wraak, welke in den 4den graad wordt geleerd. Zie het Artikel NEKAM.

< >