[MLat. nasalis = de neus betreffend, van Lat. nasus = neus]
I zn neusklank, spraakklank waarbij tijdens het spreken de toegang tot de neusholte is afgesloten door de huig, waardoor de lucht in de neus meeresoneert. In het Ned. komen geen nasale klinkers voor, wel nasale medeklinkers, nl. m, n, ng en nj;
II bn door de neus uitgesproken (bijv.: - geluid).