Naam voor de Tuinfluiter ← in Noorbeek (bij Maastricht, L) [Wilms 980615,4; WLD]. Endepols 1955 geeft maastrichts snótsvink =1. snottebel, 2. kind met een snotneus, 3. (spottend) iemand van een of andere obscure familie.
Dit laatste ligt in het verlengde van de uitdrukking dat liekent wie ’n snótsbel op ’n oester ='het lijkt er wel op, maar het is in waarde véél en véél minder'. De naam van het lemma zou dus 'onaanzienlijk vogeltje' kunnen betekenen, wat, gezien het ontbreken aan markante verenkenmerken bij de Tuinfluiter, begrijpelijk is [Wilms 980906].Het woorddeel snuts zal wel tot de zgn. "snwoorden" gerekend kunnen worden (waarvoor zie sub-snavel).