Gepubliceerd op 16-11-2020

Snor

betekenis & definitie

Locustella luscinioides (Savi: Sylvia) 1824. Deze bij ons in het Riet broedende 'Zanger' is genoemd naar de snorrende zang die de vogel voortbrengt (het "wekkertje"; zie sub Wekkerke).

De naam is zo treffend dat hij wel uit het volk zal zijn voortgekomen i.t.t. de vroegere naam Nachtegaalrietzanger. Deze laatste, evenals de wetenschappelijke naam, zal ongetwijfeld zijn voortgesproten uit de overeenkomst in verenkleed met de Nachtegaal, niet uit de overeenkomst in zang. Zowel uit de N als uit de E naamsgeschiedenis van deze vogel blijkt dat de plaatselijke bevolking de vogel eerder kende dan de wetenschap. Schlegel 1852 en 1858 vermeldt de soort als "Nachtegaal-rietzanger" (in 1852 nog cursief, als teken van nog provisorisch karakter en verder: "Langs de Maas broeijende waargenomen en door den Heer Badecker aan het Rijks Museum gezonden. Zeer zeldzaam.") maar in 1860 heet het: "Het voorkomen in ons land van den Snor of Nachtegaal rietzanger (Calamoherpe luscinoides), een vogel uit het warme Europa, is te merkwaardiger, daar hij aan de oevers der Maas broedende aangetroffen wordt, en op sommige plaatsen zelfs zoo algemeen, dat het volk hem den naam van Snor heeft gegeven." (Jaarboekje Artis). Lockwood 1993: "Savi's Warbler. This species was identified ornithologically in the Fen district in 1840, though it was already known. to the fenmen as NIGHT REELER."Ondertussen is Snor ook een 'achternaam' geworden: bijv. in Siberische Snor ← en Grote Snor Locustella fasciolata (Gray). Fries Snilekrüper, zie aldaar.

< >