De kleine bonte specht is de kleinste specht in Nederland, niet veel groter dan een huismus. Ze klimmen behendig tegen boomstammen op en neer om voedsel te zoeken. In de broedtijd (vanaf maart) maar ook in de nazomer laten ze een kenmerkend kie-kie-ki-ki-ki-ki-ki horen. Hun roffel houdt langer aan dan de grote bonte specht en klinkt meer als een naaimachine. In de rest van het jaar zijn ze zwijgzaam en lastig te vinden.
Geluid
Schel, hoog en snel gekiek. Roffel lang aangehouden.
Leefgebied
Kleine bonte spechten hebben als broedplek een voorkeur voor loof- en gemengde bos met zachte boomsoorten (berk, wilg, els en populier) en veel dood hout. Maar ze broeden ook wel in de (harde) beuken. Zulk type bos is aan te treffen op landgoederen, in parken, natuurgebieden, maar ook in houtwallen en bij begraafplaatsen, moerasgebieden en langs rivieren. Ze broeden ook in hoogstamboomgaarden. 's Winters soms in rietkragen.