Boomkruipers zijn bruingevlekt van boven en wittig van onderen. Hun spitse snavel is omlaag gebogen waarmee insecten uit spleten in boombast worden gepeuterd. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam. Bij strenge koude kruipen boomkruipers bij elkaar; uit bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes steken.
Geluid
Zang hoog, versnellend en eindigend met triller. Roep explosief: tsieet, verder o.a. ook zeer hoge merelachtige triller.
Leefgebied
Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn: bossen, parken en tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken.