in 1642 te Hamburg geb., was hoogleeraar in de godgeleerdheid te Hamburg. Zijn beroep als hoogleeraar bij de illustre school en als predikant te Middelburg, in 1676, gaf aanleiding tot allerlei onaangenaamheden, daar M. den stadhouder Willem III zeer ongevallig was.
Ten slotte door de staten' van Zeeland afgezet, hegaf hij zich naar zijn vriend Anslaar te Delft en wijdde zich geheel aan geleerde studiën, doch overl. reeds in 1677. Hij schreef o. a.: De varia conditione et statu ecclesiae Dei sub triplici oeconomia etc. (1673), een coccejaansch boek.