Duitsch natuurvorscher, geb. te Berlijn, 11 Dec. 1806, overl. te Graz, 2 Juli 1886. Hij studeerde te Berlijn in de natuurwetenschappen en na twee wetenschappelijke reizen, naar Italië en naar Sicilië te hebben gedaan, werd hij in 1842 prof. in de mineralogie, te Dor pat, in 1853 lid der Academie van Wetenschappen te St.-Petersburg en kort daarop staatsraad; het grootste deel van zijn verblijf in Rusland besteedde A. aan reizen in de landen van den Kaukasus, in het Armenisch hoogland, en tot noordelijk Berzië toe; in 1877 vestigde hij zich te Weenen.
Behalve een aantal verhandelingen in de uitgaven der Petersburgsche Academie en in het „Bulletin de la société des naturalistes de Moscou” schreef hij onderscheidene wetenschappelijke werken.